Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.
reeks donderpreken door katholieke kloosterlingen die hiervoor opgeleid waren, de missies werden ongeveer om de zeven jaar gehouden en waren gecombineerd met huisbezoeken en liefdadigheidsacties
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
reeks donderpreken door kloosterlingen die hiervoor opgeleid waren, de missies werden ongeveer om de zeven jaar gehouden en waren gecombineerd met huisbezoeken en liefdadigheidsacties
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
reeks donderpreken door kloosterlingen die hiervoor opgeleid waren, de missies werden ongeveer om de zeven jaar gehouden en waren gecombineerd met huisbezoeken en liefdadigheidsacties
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
Vroeger waren er zo ongeveer om de zeven jaar in de meeste parochies missies. De laatste keer dat ik het nog meegemaakt heb, was in 1954. Het kwam neer op een soort retraite voor het hele dorp. Sommige patersordes waren blijkbaar gespecialiseerd in het begeleiden van dergelijke missies. Die paters kwamen dan o.a. op huisbezoek bij de mensen, maar hun voornaamste taak bestond er toch in elke avond in de kerk wel tien dagen na mekaar een donderpreek te houden: “Gijlie geeft te weinig, gijlie hebt allemaal bloed aan ulle handen. Waar zijn hier nog de grote gezinnen van twaalf en meer kinderen? Aha, gijlie zult allemaal naar de hel gaan …, enz.”
Gevolg was natuurlijk dat er negen maanden later geen enkele wieg in het dorp nog onbezet bleef.
En nog iets eigenaardigs: in mijn eerste studiejaar in de jongensschool zaten twee jongens die jonger waren dan de oudste kinderen van hun oudere broer(s) of zus(sen). Ze waren dus oom van kinderen die ouder waren dan zijzelf. (Behalve in het katholieke Vlaanderen kwam dit fenomeen nergens anders ter wereld voor tenzij dan bij primaten grapje).
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
Vroeger waren er zo ongeveer om de zeven jaar in de meeste parochies missies. De laatste keer dat ik het nog meegemaakt heb, was in 1954. Het kwam neer op een soort retraite voor het hele dorp. Sommige patersordes waren blijkbaar gespecialiseerd in het begeleiden van dergelijke missies. Die paters kwamen dan o.a. op huisbezoek bij de mensen, maar hun voornaamste taak bestond er toch in elke avond in de kerk wel tien dagen na mekaar een donderpreek te houden: “Gijlie geeft te weinig, gijlie hebt allemaal bloed aan ulle handen. Waar zijn hier nog de grote gezinnen van twaalf en meer kinderen? Aha, gijlie zult allemaal naar de hel gaan …, enz.”
Gevolg was natuurlijk dat er negen maanden later geen enkele wieg in het dorp nog onbezet bleef.
En nog iets eigenaardigs: in mijn eerste studiejaar in de jongensschool zaten twee jongens die jonger waren dan de oudste kinderen van hun oudere broer(s) of zus(sen). Ze waren dus oom van kinderen die ouder waren dan zijzelf. (Behalve in het katholieke Vlaanderen kwam dit fenomeen nergens anders ter wereld voor tenzij dan bij primaten grapje).
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
Voor de missies kon je geld steken in een missienegerke dat op de zijkant van de winkeltoog stond. Dan knikte dat manneke en onderaan stond te lezen: dank u.
Vroeger waren er zo ongeveer om de zeven jaar in de meeste parochies missies. De laatste keer dat ik het nog meegemaakt heb, was in 1954. Het kwam neer op een soort retraite voor het hele dorp. Sommige patersordes waren blijkbaar gespecialiseerd in het begeleiden van dergelijke missies. Die paters kwamen dan o.a. op huisbezoek bij de mensen, maar hun voornaamste taak bestond er toch in elke avond in de kerk wel tien dagen na mekaar een donderpreek te houden: “Gijlie geeft te weinig, gijlie hebt allemaal bloed aan ulle handen. Waar zijn hier nog de grote gezinnen van twaalf en meer kinderen? Aha, gijlie zult allemaal naar de hel gaan …, enz.”
Gevolg was natuurlijk dat er negen maanden later geen enkele wieg in het dorp nog onbezet bleef.
En nog iets eigenaardigs: in mijn eerste studiejaar in de jongensschool zaten twee jongens die jonger waren dan de oudste kinderen van hun oudere broer(s) of zus(sen). Ze waren dus oom van kinderen die ouder waren dan zijzelf. (Behalve in het katholieke Vlaanderen kwam dit fenomeen nergens anders ter wereld voor tenzij dan bij primaten grapje).
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Voor de missies moesten wij altijd geld mee naar school nemen om aan die nonnen af te geven.
Voor de missies mochten we geven wat we wouden maar minder dan 20 frank, dat was veel in de jaren 70, waren ze niet content, de geldwolven!
Vroeger waren er zo ongeveer om de zeven jaar in de meeste parochies missies. De laatste keer dat ik het nog meegemaakt heb, was in 1954. Het kwam neer op een soort retraite voor het hele dorp. Sommige patersordes waren blijkbaar gespecialiseerd in het begeleiden van dergelijke missies. Die paters kwamen dan o.a. op huisbezoek bij de mensen, maar hun voornaamste taak bestond er toch in elke avond in de kerk wel tien dagen na mekaar een donderpreek te houden: “Gijlie geeft te weinig, gijlie hebt allemaal bloed aan ulle handen. Waar zijn hier nog de grote gezinnen van twaalf en meer kinderen? Aha, gijlie zult allemaal naar de hel gaan …, enz.”
Gevolg was natuurlijk dat er negen maanden later geen enkele wieg in het dorp nog onbezet bleef.
En nog iets eigenaardigs: in mijn eerste studiejaar in de jongensschool zaten twee jongens die jonger waren dan de oudste kinderen van hun oudere broer(s) of zus(sen). Ze waren dus oom van kinderen die ouder waren dan zijzelf. (Behalve in het katholieke Vlaanderen kwam dit fenomeen nergens anders ter wereld voor tenzij dan bij primaten grapje).
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Vroeger waren er zo ongeveer om de zeven jaar in de meeste parochies missies. De laatste keer dat ik het nog meegemaakt heb, was in 1954. Het kwam neer op een soort retraite voor het hele dorp. Sommige patersordes waren blijkbaar gespecialiseerd in het begeleiden van dergelijke missies. Die paters kwamen dan o.a. op huisbezoek bij de mensen, maar hun voornaamste taak bestond er toch in elke avond in de kerk wel tien dagen na mekaar een donderpreek te houden: “Gijlie geeft te weinig, gijlie hebt allemaal bloed aan ulle handen. Waar zijn hier nog de grote gezinnen van twaalf en meer kinderen? Aha, gijlie zult allemaal naar de hel gaan …, enz.”
Gevolg was natuurlijk dat er negen maanden later geen enkele wieg in het dorp nog onbezet bleef.
En nog iets eigenaardigs: in mijn eerste studiejaar in de jongensschool zaten twee jongens die jonger waren dan de oudste kinderen van hun oudere broer(s) of zus(sen). Ze waren dus oom van kinderen die ouder waren dan zijzelf. (Behalve in het katholieke Vlaanderen kwam dit fenomeen nergens anders ter wereld voor tenzij dan bij primaten grapje).
Als het missies waren in het dorp liepen de boeren en de boerinnen er een stuk properder bij overdag. In de kerk stonk het naar de wierook en bij de mensen naar sunlightzeep.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.