Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 23 keer aangepast.
het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
vnw: zijn kas vullen: zijn buik vullen
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, een stuk in zijn ~ hebben
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, kop in ~
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt.
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten.
> andere betekenis van kas
het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
vnw: zijn kas vullen: zijn buik vullen
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, kop in ~
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt.
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten.
> andere betekenis van kas
het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, kop in ~
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt.
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten.
> andere betekenis van kas
het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt.
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten.
> andere betekenis van kas
het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
> andere betekenis van kas
1.het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
zie ook verzamellemma geneeskunde
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< Frans la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, zijn ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 21/11/15)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< Frans la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, zijn ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 21/11/15)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam (pars pro toto)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< Frans la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, zijn ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< Frans la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, zijn ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Cornelissen-Vervliet; Teirlinck)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< Frans la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
Toegevoegd door la_rog en gewijzigd door haloewie (02 mrt 2008)
uitdrukkingen met “kas”: zie
kas, alles uit zijn ~ halen
kas, de ~ spijzen
kas, er zijn ~ aan vegen
kas, het is ~
kas, iets in zijn ~ spelen
kas, in zijn ~ slagen
kas, op zijn ~ krijgen
kas, uw ~ opvreten
kas, uw ~ volspelen
kas, zijn ~ afdraaien
kas, zijn ~ leegrijden
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
Toegevoegd door la_rog en gewijzigd door haloewie (02 mrt 2008)
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (JQOS; CORN.-VERVL.; TEIRL.).
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, CORN.-VERVL.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
Het aan ze’ kasken hebben, ijdel, hooveerdig zijn, CORN.-VERVL. 1799.
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt. (slagen = Antw. voor slaan)
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt. (slagen = Antw. voor slaan)
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt. (slagen = Antw. voor slaan)
het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
onterecht verward met kast
→ Fr. caisse (= kist)
Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt. (slagen = Antw. voor slaan)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.