Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 21 keer aangepast.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< eigenlijk oblewitjes, de n komt misschien van de uitgang van een bezittelijk voornaamwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het bezittelijk voornaamwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitje en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. Museum ‘Den Aker’:
snoepwinkel: in deze ruimte werd een beeld geschapen van een snoepwinkel anno 1930 met het snoepgoed van toen en hun overheerlijke benamingen zoals tabletjes, affairekes, nobbelewitjes, strontcaramellen, bakkesvol, schippekevèren… (heemkringlint.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< eigenlijk oblewitjes, de n komt misschien van de uitgang van een bezittelijk voornaamwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het bezittelijk voornaamwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitje en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. Museum ‘Den Aker’:
snoepwinkel: in deze ruimte werd een beeld geschapen van een snoepwinkel anno 1930 met het snoepgoed van toen en hun overheerlijke benamingen zoals tabletjes, affairekes, nobbelewitjes, strontcaramellen, bakkesvol, schippekevèren… (heemkringlint.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< eigenlijk oblewitjes, de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitje en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. Museum ‘Den Aker’:
snoepwinkel: in deze ruimte werd een beeld geschapen van een snoepwinkel anno 1930 met het snoepgoed van toen en hun overheerlijke benamingen zoals tabletjes, affairekes, nobbelewitjes, strontcaramellen, bakkesvol, schippekevèren… (heemkringlint.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitje en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. Museum ‘Den Aker’:
snoepwinkel: in deze ruimte werd een beeld geschapen van een snoepwinkel anno 1930 met het snoepgoed van toen en hun overheerlijke benamingen zoals tabletjes, affairekes, nobbelewitjes, strontcaramellen, bakkesvol, schippekevèren… (heemkringlint.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitje en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
zie ook dobbelewitjes en nobbelewitje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes. (groups.google.com)
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes.
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
“In dit verband wil ik toch even melden dat ik (als
oud-Antwerpenaar) nog een andere uitdrukking met ‘nobbelewitjes’ ken, namelijk: “’k heb ’em ba zen nobbelewitjes”. Dat betekent dan hetzelfde als: “’k heb ’em ba zen kloete”. Excusez le mot." (groups.google.com)
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
“Ik las vandaag eindelijk ergens wat het woord nobbelewitjes betekent.
Ik wil dit ontsluierd geheim wel met jullie delen maar eerst even dit: nobbelewitjes wordt (bij mijn weten) nog uitsluitend gebruikt in de Antwerpse uitdrukking “’t is naar de nobbelewitjes”. Het betekent: het is naar de bliksem, naar de vaantjes.
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
4. “Hij bracht ’’nobbelewitjes’’ aan de man, zeer in trek toen bij de jongste foorgangertjes. Het waren op boterpapier gedrupte opgedroogde nopjes van gesuikerde fijne deeg.” (museumkontich.be)
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
Gelijkaardig (niet hetzelfde) in Noord-Nederland: oblie
Van Dale 2018 online: oblie
1380–1420 < Oudfrans ublie, oblie < Latijn oblatus (dat wat geofferd is)
NL dun, rond wafeltje
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
WNT: Middelnederlands obelie, obelei. Van Oudfrans oblie. Frans oublie. Oblie, dun wafeltje, ook prouwel genoemd. Eén in oorsprong met Nederlands ouwel. Kiliaan oblije, ouwel, obelia.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
< de n komt waarschijnlijk van de uitgang van het lidwoord waarbij de n niet meer gezien wordt als een deel van het lidwoord, maar als beginletter van het zelfstandig naamwoord, zoals bij nonkel (uit het Frans oncle).
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
Nobbelewitje(n), Oblewitje(n) – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
NOBBELEWITJE, OBLEWITJE – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
NOBBELEWITJE, OBLEWITJE. – Klein rond koekje van bloem en suiker, op een papier geplakt.
De nobbelewitjes worden op de kramen verkocht.
En blad oblewitjes.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed, maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad … na een week stond zijn bakske in panne.
1. niets, niksmendalle
2. naar de vaantjes
3. men kan ook een man bij zijn nobbelewitjes hebben, dan is hij bedrogen of dik gezien (gezien zijn)
4. volgens verschillende bronnen waren nobbelewitjes ook snoep, een soort poffertjes die verkocht werden op de Sinksenfoor, maar persoonlijk ken ik deze betekenis niet.
1. Ik wil, ik wil, gij hebt niks te willen! Dat kunt ge krijgen sè: “Nobbelewitjes”! (met de wijsvinger onder de neus).
2. Ik had er beter afgebleven, nu is het helemaal naar de nobbelewitjes!
3. De Paul dacht dat hij de occasie van zijn leven deed maar ze hebben hem, ocharme, bij zijn nobbelewitjes gehad…na een week stond zijn bakske in panne.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.