Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bromvlieg
zie ook: dol,maneschieter, moaneschietter, ronker, mug
Als het warm is, moet je een vuilniszak met mosselschelpen niet buiten zetten. De rulders komen d’er op af!
bromvlieg
zie ook: dol,maneschieter, moaneschietter,rulder, mug
Ik hoor ne ronker vliegen, waar is de vliegemepper?
bromvlieg
zie ook: maneschijter, maneschieter, moaneschietter, ronker, rulder, mug
WNT: dol, dolvlieg, daas
> dul: Mnl.: krankzinnig, zot (Vlaanderen 1315)
In Z.-Ndl. benaming voor de blauwe vleeschvlieg en misschien ook voor andere soorten van ”bromvliegen”.
- Zacht Liet hij zijn bruintje stappen naer behagen; Sloeg soms ’nen dol, die ’t glanzig beest kwam plagen, Weg met een mei, v. beers, Jongelingsdr. 127 (1853).
Er vliegt een vieze dol rond mijn eten.
bromvlieg
Vlaamse Ardennen: maneschijter
zie ook: dol,ronker,rulder,mug
kweten nie oedat komt, mö tzit hier ineens vul mê moaneschietters
(ik weet niet hoedat het komt maar het zit hier ineens vol met bromvliegen)
bromvlieg, vlieg die haar eieren op vlees legt
< is de West-Vlaamse uitspraak van maneschijter; maan (made) = larve die het vlees bederft (De Bo)
zie ook dol, moaneschietter, ronker, rulder, mug
Die maneschieter werkt me op de zenuwen, ik hoor hem brommen maar telkens ik hem bijna kan doodmeppen ontsnapt hij weer.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.