Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
strak zien, strak staan, starogen, staren zonder iets te zien.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Staal:
Een in West-Vlaanderen gebruikelijk woord voor: strak, gezegd van den stand der oogen.
> Middelnederlandse uitdrukking te stale in te stale staan, strak staan, gezegd van de oogen. De oorsprong van Middelnederlands te stale is niet bekend; vermoedelijk een verbastering uit te stare staan en vergelijkt staelblind.
- Zijne oogen stonden staal, De Bo (1873).
- Vader zelve, den oogenblik dat het op scheiden aankwam, stond op, vestte zijne oogen staal op de kiste, wenschte zijn kind … den alderdroevigsten ”God beware u!” Gezelle, Dichtw.
Ook figuurlijk: Ik zie staal in die zaak, ik zie er niet klaar in, Schuermans (1865-1870).
In de ‘berechtinge’ van Guido Gezelle lezen we:
“Zoo ligt hier ook een kranke mensch
reisveerdig op den levensgrens
en staart met bei zijn oogen staal
op iets dat lijk een zonnestraal
door duizend diamanten klinkt…..”
(Dit woord zal Gezelle wel geleerd hebben van zijn Wingense moeder)
Toen de rechter de beschuldigde staal in de ogen keek, sloeg deze uit diepe schaamte zijn ogen neer.
> andere betekenis van staal
wortel of spil van een dennenboom
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- Dunne stam van een boom. In Zuid-Nederland.
- In het oosten van Brabant bepaaldelijk voor een uitgekapt denneboompje.
- Tronk, wortelblok van een dunnen afgezaagden boom. In Zuid-Nederland : As ‘en bosch afgezaagd wordt, dan blijven de stalen nog in de’ grond zitten, Cornelissen-Vervliet (1899)
Ik ga vandaag de staal van die mastenboom uitsteken.
> andere betekenis van staal
vergaarbak voor menselijke ontlasting, beerput
Van Dale omschrijft aalput als een vergaarbak voor “vloeibare mest van vee, ofwel het vocht dat uit mest siepelt”
De aalput werd manueel geledigd met een grote schep in de vorm van een pollepel aan een lange steel. Wat restte, noemde men de dikkaard.
dikke brij die overbleef na het ledigen van de aalput
bij De Bo (1873) ook dikkaard
in Loquela (1895) wordt moer vermeld in den zin van ”grond, dikkaard, ook van staande of loopende water gezeid”. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Met de neus dichtgeknepen keken we afkerig over de rand naar de dikkaard die op de bodem van de aalput was blijven liggen.
steenbeitel
< Frans: burin, dat, via het it. burino, thans bulino, zelf een germ. basis heeft, uit de familie van boren, skr. bhurij: schaar (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Hij heeft eerst het betonnen verhoog onder de pompsteen moeten wegkappen met een bareng op het klopboormachien.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.