Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snoep
smokkelen: (ww) snoepen vgl. sneukelen
“Gaan we smokkel kopen, ik heb goeste in een pakske zuur?” “Nee, we mogen niet smokkelen. ’t Is vasten.”
gat op vloerhoogte in de buitenmuur van het schotelhuis, om afvalwater te lozen
“Leg de steen voor ’t mozegat. Er zat gisteren een puit (= kikker) binnen.”
gemetseld verhoog (bank) tegen de muur van het schotelhuis, waarop het vaatwerk staat
“Ga eens een aker (= emmer) water halen. En zet hem in ’t schotelhuis op de burrebank.”
(vero.) soort reidans, slingerdans die men in Limburg bij feestelijke gelegenheden op straat of openbare pleinen placht te dansen
< Waals cramignon
Al in het begin van de twintigste eeuw omschreef D.J. van der Ven in het boek Neerlands Volksleven (1920) de cramignon als de enige nog levende dorpsreidans.
vnw: automonteur
ook automechanieker (zie voorbeelden)
ook automecanicien
Alphonse werkte als automekanieker bij Mannes in Brussel en nadien bij Volvo Trucks in Vorst. (hln.be)
Wij zijn op zoek naar een enthousiaste en dynamische automechanieker. (talentus.be)
Na de oorlog week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij automechanieker werd. (vrt.be)
Luc De Moor: “De job-inhoud van automekaniekers is de voorbije jaren sterk veranderd.” (knack.be)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.