Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bobon, grootmoeder, moemoe, meme,meemee, bomma, bonmama
de bon: meestal (uitsluitend?) gebruikt in combinatie met het bepaald lidwoord
zonder lidwoord, bij zeldzame meervoudsvorm bonnekes etc. zal men diminutief bonneke gebruiken
Andere regio’s?
Den enige keer dat we niet aan ons gasten hun oren moeten zagen hun eigen klaar te maken voor te vertrekken is als we zondagsmiddags naar de bon gaan. Dan staan ze al op voorhand aan den auto klaar. Ze weten wel waarom…
Onze Jeroen is serieus aan het puberen. De enige die er nog iets tegen kan zeggen zonder ambras te krijgen is de bon. Daar heeft em nog respect voor.
Ons bonneke is nog heel goed te been, elke dag fietst ze nog 5 kilometer over en ’t weer naar de GB.
slaag krijgen/geven, afgeranseld worden
Hij heeft batsen gekregen van Erwin.
gaar, dronken
regio: ook in Antwerpen
< murw
“Zet de pataten af, ze zijn mörg genoeg.” Corn.-Vervl. (WNT)
- Zijn de patatten al meureg?
- Toen ’m van ’t café kwam, was ’m meureg.
hoofd, kop, bol, gedachten
< merg (hier overdrachtelijk); In Zuid-Ned. ook met k aan het einde (merk, mark: Corn.-Vervl.). Middelned. march, murch, morch.
In de Kattenberg in Borgerhout was er een bakkerke, ne voorschoot groot, waar de mensen na de 6- en 7-uremis buiten in de rij aanschoven voor pistolee’s. Hij kon het huis van de buren kopen en zijne winkel uitbreiden. Als de verbouwing af was, kwam er minder en minder volk. De goudmijn was weg. Wat dat de mensen in hunne muirk steken/hebben om dan weg te blijven, vraagt ge u af.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.