Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(het gewone dialectwoord voor) praten, spreken
Zit ger nog lang blijve kalle gisteroëved? (zijn jullie nog lang blijven (na)praten gisteravond?)
Dèè kalt dich e koêt èn de kop! (lett. die praat je een gat in je hoofd, die houdt maar niet op met praten; (ook) hij is erg praatvaardig, rad van tong)
Kallentêrre zin ver op thaus aon gegange (al pratend zijn we huiswaarts gekeerd)
uitrafelen
vgl. uitkettelen
Kik nau z’ne rok, heil verkêtteld! (bezie nu je rok, helemaal uitgerafeld)
’n Verkêttelde vroo. (een slordig geklede, haveloze vrouw)
mier
’moê|mêt (lange oe, open e)
vgl. pismet
Zonder ’t te wiëte, wor ich rèèch èn ne moêmêttenès van roj moêmêtte gon zitte. Ich bèn nog nauts zoe rap opgewès, dènk ich! (Zonder het te weten, was ik recht in een nest rode mieren gaan zitten. Ik was nog nooit zo snel recht, geloof ik!)
niet-vloeibare, vaste stroop van appelen en/of peren, de echte van Liège.
zie ook poepgelei, poepsiroop, poepjelei
syn. voor de vloeibare (bieten-, suiker-, kandijstroop)
→ Arabisch al s(h)arab; ooit in Antw. gehoord ‘saroop’
Vd
si·roop (de; siropen)
1 dikke, zeer zoete vloeistof
Wil je nog een boterham met siroop? Ja, maar de lekkerste poepsiroop heb ik dit jaar op kamp gegeten.
goed kunnen eten
ook: ziet ze het onder hunne neus instoempen
Ik ken iemand die alle koffietafels afloopt, of hij de overledene nu gekend heeft of niet, gewoon om gratis zijn kas te kunnen volspelen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.