Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
onbeschaamd mens, iem. die zich niet “geneert”
Als ik dat schavuitengebroed eens afroste met de schee van mijn degen, zou de onbeschaamderik wel ophouden! (uit De legende van Uilenspiegel)
onbeleefd, brutaal persoon
Gij se onbeleefderik, weet ge wel tegen wie dat ge spreekt?
diepte, afgrond
De dieperik in gaan. Naar de dieperik gaan. (=zinken, verdrinken)
Die verdomde oorlog gaat heel onze economie nog in de dieperik te sleuren!
struikelblok
Dat dossier blijft een struikelsteen voor de regering.
1. bleek, mager, lelijk persoon; 2. dartel kind of meisje
(def. uit Van Dale 2009)
Lach me niet uit, gij spook!
Mijn ventje heeft ons dochtertje nog tussen ons gelegd maar ze dacht niet aan slapen … in ons gezicht krabben, een voet in ons ogen enz. Wat een spook, zeg! (uit een leuterforum)
(als scheldwoord) Spook van ouw kettelen! (= van oude vodden)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.