Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
lett. ‘onderbandje’, enkel nog in figuurlijke zin:
de (juiste) onderbendel van iets (niet) kennen: ergens de waren toedracht (niet) van kennen
vgl. doorbendel, achterbendel
Aste de zjusten onderbêndel doëvan wils wiëte, moeste dat on m’n paot vroëge, daaj hèt dat nog mètgemok (als je precies wilt weten hoe de vork in de steel zit in die zaak, zul je dat aan mijn meter moeten vragen, die heeft dat nog meegemaakt)
lett. ‘achterbandje’, enkel nog in figuurlijke zin:
de (rechte) achterbendel van iet (niet) kennen: ergens de waren toedracht (niet) van kennen
vgl. doorbendel, onderbendel
Zij hebben ooit samen een zaak uitgebaat, maar dat is toen misgegaan; de rechte achterbendel daarvan ken ik niet. (de rèèchten aaterbêndel kèn ich nie tevan)
huwelijksreis
zie ook speelvoyage
Onze grootouders gingen op speelreis naar Banneux.
pofbroek, (lange) broek met pofpijpen
(zo genoemd omdat dergelijke broeken, die onderaan nauw om het been sloten, handig waren om onder de oorlog stiekem waren te vervoeren)
De mode van de smokkelbroeken is voorbij, die broek kunt ge toch niet meer dragen?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.