Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit is slechts 1 definitie voor "nonnepietje." Bekijk alle definities.
Oude Zeemanstaal voor hondepint, hondepietje
Eindsplits.
Manier om uitrafelen van een geslagen touw te vermijden.
De kardelen werden omgebogen en terug in zichzelf gesplist.
Dit touweinde noemt men ook een tamp en met waanzinnig veel fantasie kan men er een penis in herkennen… vandaar.
< waarschijnlijk een verbastering van hondepietje dat zelf een aanpassing is van hondepint.
Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal was pint vroeger een benaming voor het mannelijk lid.
In de samenstelling hondepint: “eigenlijk: hondevede; eertijds, als zeemansterm, ook als schertsende benaming voor: stopper.”
Die lijn kan je niet inscheren…
(Een lijn invoeren in een blok) want zo’n dik “nonnepietje” krijg je nooit door dat blok.
(Een blok is voor de zeeman wat een katrol is voor verhuizers en andere landrotten.)
Nog even dit; aan boord zijn er geen touwen, ze hebben allemaal een naam en mocht iemand de juiste naam niet kennen… dan spreekt men over een lijn.
Ik ben zeeman geweest en wij noemden dat een “hondepietje”.
WNT: hondepint < pint
Punt, spits, uitstekend gedeelte van iets.
Door KIL. vermeld en in het Westvlaamsch gewoon. Vermoedelijk een bijvorm van Punt en dan een ander woord als het onder II) genoemde.
Pint. j. punt. Punctus, cuspis, KIL.
De pint van een nagel, van eene spelde, van eenen doorn, DE BO (1873).
De doornappels, de distels, enz. zijn met scherpe pintjes omzet, DE BO (1873).
Hondepint, eigenlijk: hondevede; eertijds, als zeemansterm, ook als schertsende benaming voor: stopper (”Bosse, bosses. Honde-pinten, Stoppers. Les Bosses sont des bouts de corde d’une médiocre longueur, aiant à leurs extrémités des noeuds nommez Cul-de-port doubles. L’usage des bosses est de rejoindre une manoeuvre rompue, ou qu’un coup de canon aura coupée”, AUBIN, Dict. de Mar. 110 (1702); verg. ook WITSEN, Scheepsb. 494 a (1671))
Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.
Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.