Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit is slechts 1 definitie voor "trien." Bekijk alle definities.
1.tweede deel in sommige samengestelde zelfstandige naamwoorden met als eerste deel de stam van een werkwoord, op negatieve wijze verwijzend naar een vrouw; bijvoorbeeld “zagetrien”,“semmeltrien”, “sloddertrien,” …
< verkorting van Katrien
2.in combinatie met een bijv.nw. als typering (meestal om te schelden):
vuil trien, lompe trien, bange trien, zotte trien, …
zie ook trien 2
vgl. ook Mie
1.Wat een zagetrien is me dat? Die is nu al een half uur aan ’t zeggen dat hare strijk nog gedaan moet worden.
2.Gij se lompe trien, kunt ge niet zien waar dat ge loopt?
Hey onbeleefde trien, plezant he, kunt ge die deur niet efkes openhouden? Nu valt die just voor mijne neus toe.
Zagetrien, semmeltrien, sloddertrien, allemaal Vlaams.
NL kent alleen: boeretrien.
De moderne Nederlander gebruikt graag het woord en achtervoegsel: doos. Maar nog liever ‘kut’ dat zich overal voor leent en nog lekker bekt ook.
Wat een kut van een mokkel ben je eigenlijk.
Gewoon een gratekut.
Wat een lul van een gozer ben je eigenlijk.
Gewoon een likmelul.
Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.
Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.