maneuver

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

- vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

zie ook wegcode

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

- vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

- vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

vrt.taal: “In België is het manoeuvre gebruikelijk, in Nederland de manoeuvre.
Van Dale spelt ook maneuver, wat de Belgische uitspraak beter weergeeft, maar wij volgen de Woordenlijst.”

SN: manoeuvre
1) wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2) vaak meervoud: gevechtsoefening, beweging van het leger
3) slinkse handelwijze

maneuver

(het~, ~s)

handeling

< Frans: la manoeuvre

SN: manoeuvre
1) wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2) vaak meervoud: gevechtsoefening, beweging van het leger
3) slinkse handelwijze

maneuver

(het~, ~s)

handeling

> Frans: la manoeuvre

SN: manoeuvre
1) wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2) vaak meervoud: gevechtsoefening, beweging van het leger
3) slinkse handelwijze
in de bouwwereld werd dit gebruikt om iemand te duiden die een soort metsersknaap/diender was,maar met meer vakkennis

maneuver

(het~, ~s)

handeling

> Frans: la manoeuvre

SN: manoeuvre
1) wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2) vaak meervoud: gevechtsoefening, beweging van het leger
3) slinkse handelwijze

maneuver

(het/de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre
Ook in SN: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(het/de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(de/het ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(het, ~, ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(het, de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre (= transparant woord)

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre
ma·noeu·vre (het, de; manoeuvres)
1 wending bij het besturen van schepen, voertuigen enz.
2 (vaak meervoud) gevechtsoefening, beweging van het
leger
3 slinkse handelwijze

maneuver

(de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre (= transparant woord)

Ook in het Standaard Nederlands: manoeuvre

maneuver

(de ~ (v.), ~s)

handeling

→ Fr. la manoeuvre (= transparant woord)

maneuver

(de ~ (v.), ~s)

handeling

maneuver

(een~ (v.), ~s)

handeling

maneuver

(de ~ (m.), ~s)

handeling

maneuver

handeling