Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Uit plastic of andere kunststof vervaardigde sandalen met een bandje tussen de grote en tweede teen.
Zie zeesluffer
Beroemd gemaakt door komiek Geert Hoste, die de slappe lach kreeg toen iemand uit het Antwerpse publiek hem toeriep hoe deze sandaaltjes heten in haar dialect.
Oan ’t zwembad droagt iederiën tiënsletse veu nie tege de vlakte te goan.
(Aan het zwembad draagt iedereen sandalen om niet uit te glijden.)
Pejoratieve term
Lett.: “kaarsjespisser”
(1) katholiek
(2) buitensporig vroom en devoot katholiek; pilarenbijter
(3) christen-democraat; stemmer op of politicus bij de CD&V
Die van oem den hoek is er nog zoë iën die alle zondoage nor de kerk goa, ne kjeskespisser iëste klas.
(De vrouw die om de hoek woont gaat nog elke zondag naar de kerk, een echte pilarenbijter dus.)
Uit plastic vervaardigde sandalen met een bandje tussen de grote en tweede teen.
Zie zeesluffer
Beroemd gemaakt door komiek Geert Hoste, die de slappe lach kreeg toen iemand uit het Antwerpse publiek hem toeriep hoe deze sandaaltjes heten in haar dialect.
Oan ’t zwembad droagt iederiën tiënsletse veu nie tege de vlakte te goan.
(Aan het zwembad draagt iedereen sandalen om niet uit te glijden.)
Een mens/dier rustig en lieflijk aaien.
“Ge moet e konènke alta woaze veeda get de kop insloagt. Dan hedde e schoën mals konènke.”
(“Je moet een konijntje altijd aaien voor je het de kop inslaat. Dan heb je lekker mals vlees.”)
(ver)roesten
Ik rijn al zoë lank nimieje oep menne vlo dattem stoa te verjosteren in de garaag.
(Ik rij al zo lang niet meer met mijn fiets dat hij staat te roesten in de garage.)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.