Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(of hem)
hij, in bepaalde gevallen: na een werkwoord, na dat, na als = wanneer, na als = indien, niet na als = vergelijking.
zie hem – em
t.a.v. de grammatici: laat u eens gaan en geef hier ne convenabele uitleg.
Hij had pertang beloofd dat em kwam, maar van de namiddag moest em naar Brussel. Als em kan zal em nog binnenspringen.
‘Dat is em! Dat is em!’ De legendarische uitroep van Rik De Saedeleer bij een beslissende goal.
hij – ie
- bij inversie (als de persoonsvorm van het werkwoord voor het onderwerp staat)
- als onderwerp in een bijzin, meestal na “dat” en “of”
de h in het begin van het woord wordt meestal niet uitgesproken, meestal is er ook geen pauze tussen werkwoord en onderwerp /em/
In de Antwerpse Kempen komt het ook voor dat “hem” gewoon “hij” vervangt als onderwerp in een mededelende zin. Dat wordt echter ervaren als kinderachtig of kinderlijk taalgebruik. Waarschijnlijk is dit laatste ook verouderd.
Zeker in de Antwerpse Kempen, maar waarschijnlijk ook wel elders.
zie em
- Wat heeftem gezegd? Doet hem het of doeth em het nie?
/Wat heitem gezei? Doetem het of doetem het nie?/
(Wat heeft-ie gezegd? Doet-ie het of doet-ie het niet?)
- Hij beweerde dat hem hem niet gezien heeft.
/A beweirde dattem hem nie gezien hei./
(Hij beweerde dat-ie hem niet gezien heeft.)
- Hem heeft het gedaan, ikke niet!
/Hem heiget gedaon, ikke nie!/
(of hem)
hij, in bepaalde gevallen: na een werkwoord, na dat, na als = wanneer, na als = indien, niet na als = vergelijking.
zie hem – em
t.a.v. de grammatici: laat u eens gaan en geef hier ne convenabele uitleg.
Hij had pertang beloofd dat em kwam, maar van de namiddag moest em naar Brussel. Als em kan zal em nog binnenspringen.
‘Dat is em! Dat is em!’ De legendarische uitroep van Rik De Saedeleer bij een beslissende goal.
zich
me: mijn eigen
je: uw eigen
zich: zijn eigen / haar eigen
ons: ons eigen
je: uw eigen, ollen eigen
zich: hun eigen
Ik vraag mijn eigen af…
Gij vraagt uw eigen af…
Hij vraagt zijn eigen af…
Zij vraagt haar eigen af…
Wij vragen ons eigen af…
Gullie (golle) vraagt uw (ollen) eigen af…
Zij vragen hun eigen af…
zaken, meervoud van zaak
wordt alleen maar gebruikt uitdrukkingen waarmee men bemoeizucht afkeurt
- Gij hebt het hier altijd maar over de geburen en eigenlijk zijn dat uw zakes niet he!
- Als ge uw eigen nu eens moeide met uw eigen zakes, zou dat niet veel beter zijn? Zie moeien, zich ~
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.