Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
roest
Miene fiets zit onger de ros.
Mijn fiets zit onder de roest.
Zon vlekske ros wat geuf dat noe.
Zo´n vlekje roest wat deert dat nu.
> andere betekenis van ros
(een pak) slaag, een rammeling (als straf doorgaans)
zie ook ruising en synoniemen bij pandoering
De gees ros krijge aste nie oppas! (ge zult slagen krijgen als ge niet braaf zijt/u niet gedraagt/niet beter uw best doet)
> andere betekenis van ros
heks, kreng
slechte vrouw, meisje
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Ros
In Zuid-Nederland gebruikelijk, voorheen ook in Noord-Nederland niet onbekend.
> een slecht vrouwmensch, een boosaardig vrouwspersoon: Eene rosse van een vrouwmensch, De Bo (1873). ’En kwaê ros van e wijf, (Cornelissen-Vervliet (1899)
West-Vlaanderen: rosse
Gij se ros! Dat ik dat nu nog eens zie dat ge javel op m’n bloemen giet!
Zotte ros! Kunt ge niet uitkijken waar ge rijdt?
> andere betekenis van ros
roodharig
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Ros: oudste attestatie begin 16de E, Brabant
< Oudfrans rous (frans roux) uit latijn russus, dat verwant is met rood.
ook in Vlaams-Brabant en Limburg
West- en Oost-Vlaanderen: rost
Dat meiske staat beeldig met haar ros haar.
> andere betekenis van ros
afstraffing, pandoering
afgeleid van werkw. afborstelen (afrossen)
Die keer dat hij niet naar school was geweest kreeg hij van zijn vader een ferme afborsteling, hij zal dit geen tweede keer doen.
Ze dachten te winnen maar ze werden goed afgeborsteld, 6-0 was het.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.