Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
cel in politiekantoor
Hij zit in de kottegoar.
> verwante betekenis en herkomst van kottegoar
politiebureau
Kottegoar is een vervorming van Corps de garde, dat al voor 1635 voorkomt. Tienen kende 8 Corps de gardes of wachthuizen. Aan elke stadspoort stond er één, dit maakt zeven in totaal. Het bekendste wachthuis, nummer 8, stond op de Grote Markt zelf, recht tegenover het oude Vredegerecht of de Stadshal. In 1724 stond op deze plaats de Kruiwagen. De stad kocht de Kruiwagen en zette er een nieuw Corps de garde op. Volksetymologisch, met bijgedachte aan kot, ontstond het Tiense woord kottegoar. https://kempeneers.org/2001/09/06/tiense-sprokkel-152-mais-oorden-en-zwitsers/
Ze hebben dien dief int kottegoar gestoke.
lijnwaad, linnen
zie ook livet
Woordenboek der Nederlandsche Taal, lijnwaad: Middelnederlands lijnwaet. Met syncope van de n ook lijwaad, dat vooral in de 17de, 18de en ’t begin van de 19de eeuw veel gebruikt is, en in ’t Vlaamsch nog voorkomt en ook in Zeeland niet onbekend is. Elders heeft ’t woord nog andere vervormingen ondergaan, b.v. in een deel van Brabant tot lijnwaard, en vervolgens tot lijvaard en lijverd, gelijk ’t thans o.a. te Antwerpen luidt.
> lijverdboer, te Antwerpen: man die met lijnwaad langs de huizen leurt (Cornelissen-Vervliet 1899)
Mijn grootmoeder kocht vlak voor de oorlog een heel pak lijverd van een teut. Daarmee zijn ze jaren goed geweest.
notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
synoniem: slosse
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
< Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
- “Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt”, Houwaert, Lusthof (1582)
Klik op de afbeelding
Opengesprongen sloester van een walnoot
BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)
Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)
dauwdistel, melkdistel
een zachtere distel variant, met lichter gekleurde bladeren en mindere harde stekels
Nederlandse naam: “gewone melkdistel”; botanische naam “Sonchus oleraceus”
Woordenboek der Nederlandsche Taal, bij dauw: dauwdistel, oude naam voor de melkdistels, geslacht Sonchus (Kiliaan; Heukels (1907)
ook in Herenthout
Het werd tijd dat hij zijn tuin een beetje opkuiste (opkuisen), die stond vol met duidistels en deze stonden bijna in zaad.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.