Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
voldaan zijn van eten. Meest gezegd van dieren
de boer had buukstabie (buikstabij) gegeten, ie pufte ne keer, zei “’k heb mijn vulte” en nu smoorde ie zijn puupke.
slagroom
typisch voor Lier
afgeleid van het Franse crème fouettée
Jéerbeze mè een geui pause crèm fattee oep, man da ga smake sè!
Aardbei met een flinke portie slagroom, man dat gaat smaken!
wordt gezegd wanneer heel veel mensen zich op een plaats bevinden en in beweging zijn, bv. op een drukke markt
WNT:
11. Met betrekking tot de luidruchtigheid van menschen.
- Nog thans in een dergelijken zin gebruikelijk in het Antwerpsche; in Loquela (1907) wordt het weergegeven met: krielen, wemelen.
Voorbeelden:
Daar zal e volksken ruis(ch)en, er zal daar veel volk bijeenkomen, Corn.-Vervl.
Ik heb op die kermis geweest, maar daar ruischte nogal e manneken (er was veel volk), Ald.
Daar ruischte ‘n e’ volk, Loquela (Wdb.) (1907).
In het shopping center reuste nogal een volkske, waarschijnlijk omdat het een brugdag was.
motregen
werkwoord smusteren: motregenen
Regent het? Bwah, het is maar wat smuster.
Het is beginnen smusteren, de straat wordt langzaam nat.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.