Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
persoon die de duivensport beoefent
Meer googlehits in BE (42300) dan in NL (26800)
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Gelijk de Vlaamsche duiven der Gentsche duivenmelkers zoo dikwijls doen, Het Volksbelang v. 26 Juni 1909.
zie ook duivenbond
Duivenmelker uit Vorselaar sterft na val uit balkon in Thailand (gva.be)
De duivenmelker staat op zijn duivenkot te wachten tot zijn duiven binnenvliegen.
bundel lange twijgen, fijne takken, samengebonden met touw of een twijg.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: pensaard
Van frans pansard, eene afl. van frans panse.
1. Dikbuik, iemand met eene dikke pens. Vernederlandsching van het franse woord, onder invloed van pens. Verouderd.
2. Gewestelijk (in het Land van Waas) in den zin van: takkebos (Joos (1900-1904)). Waarschijnlijk hetzelfde woord als het voorgaande en eene schertsende toepassing daarvan.
Ik heb de bomen gesnoeid en enkele pensaerts gemaakt.
maaltijd; gebruikt in ‘een getie overslaan’
getie: van getijde met uitstooting der d ook GETIJ, en in Vlaamsch België GETIE, waarin ie is ontstaan uit îe —, znw. onz., mv. getijden.
— In Vlaamsch België als benaming voor ”ieder van de vier deelen van den dag die door het eetmaal gescheiden zijn.”
“Een getie is 2 1/2 uren werkens” De Bo (1873).
— In Vlaamsch België als benaming voor ”ieder van de vier tijden in den dag op dewelke men voedsel neemt.”
“Ik verlang naar ’t getie” De Bo (1873). (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Een getie overslaan kan goed zijn als je maag overlast is.
om meer kracht aan de rede te geven
zie ook kei
vgl steendood
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland wordt steen ook als bijwoord gebezigd ”om meer kracht aan de rede te geven” (Cornelissen-Vervliet
(1899))
Hij blijft daar steen zitten. Ge zoudt er steen van in de’ grond zinken. Ik gaan der steen naartoe. (Cornelissen-Vervliet)
> andere betekenis van steen
de tijd dat de ruif begint en eindigt, de tijd waarin de dieren ruiven
SN: ruitijd
niet in Van Dale
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland
De ruiftijd is meestal in de lente met het verliezen van de wintervacht en in de herfst om de zomervacht te ruilen voor een dikker exemplaar.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.