Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
uitrafelen
vgl. uitkettelen
Kik nau z’ne rok, heil verkêtteld! (bezie nu je rok, helemaal uitgerafeld)
’n Verkêttelde vroo. (een slordig geklede, haveloze vrouw)
intussen, terwijl
Pak dich de stèb op, ich zal terwaajle sjroebbe (neem jij het stof op, ik zal intussen dweilen)
datgene wat men zegt, gepraat; (ook) praatjes, onzin; woorden, ruzie
Mèt iemed on (de) kal koëme. (met iemand een praatje slaan)
De hébs gemèèkelek kal mèt dèè. (met die raak je makkelijk aan de praat)
Zèk mêr niks triëver, de hébs bèèter geene kal mèt de geboêre. (Zeg er maar niets over, je hebt beter geen ruzie met de buren)
Wo ne kal! (wat een onzin, dat is praat voor de vaak)
’n Kaar kal woëg nog geene kilau (lett. een kar vol praatjes weegt nog geen kilo; praatjes vullen geen gaatjes)
Och, lot de kal mêr daud! (lett. laat de praat maar dood, maak er maar geen woorden (meer) aan vuil, maak geen slapende honden wakker)
(het gewone dialectwoord voor) praten, spreken
Zit ger nog lang blijve kalle gisteroëved? (zijn jullie nog lang blijven (na)praten gisteravond?)
Dèè kalt dich e koêt èn de kop! (lett. die praat je een gat in je hoofd, die houdt maar niet op met praten; (ook) hij is erg praatvaardig, rad van tong)
Kallentêrre zin ver op thaus aon gegange (al pratend zijn we huiswaarts gekeerd)
maandverband
Ich wiët nog dat de vroo van de geboêre hér kloemmelbèèn èn n’n tob te week zat alle moen. (ik herinner mij dat de buurvrouw haar maandverband in een emmer te weken zette elke maand)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.