Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(dialectisch) meervoud van ‘bloën’ z. blaan
Goj ’t nèt mêr iëver de weimerestrauk, aanes zin de bliëns wir voert temèt (gooi het net maar over de bessenstruik, aanders zijn de merels er weer mee weg)
rode bes, aalbes
elders in Haspengouw wiemel en roj kroesel
De weimeren zijn nog zuur.
Gelei van weimeren.
De bliëns zin al mèt de dikste weimere gon loope. (de merels zijn al met de dikste aalbessen aan de haal)
rode bes
z. weimer
Ik ben vandaag naar de winkel gegaan, de wiemelkes stonden in reclame. Ik heb een paar kilo gekocht om er confituur van te maken. Ik ga ze uitpersen en gebruik enkel het wiemelkesnoat. (rodebessensap)
Stuk van een dak dat een eind over de muur uitsteekt, zonder dakgoot aan de rand.
Het regenwater loopt rechtstreeks van het dak en valt druppelend op de grond naast het gebouw.
Kijk, daar op die boerderij staat nog een schuur met een euzie.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.