Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
net gepast (om gegeten of gedronken te worden)
minder gemeenzaam zijn: mondpas, mondgengig
De soep is al muilgengig, ik heb ze liever vuurheet. – Maar dan verbrandt ge uw zielke, toch!
(van voedsel of warme drank gezegd) net gepast qua temperatuur om te eten of te drinken
gemeenzaam zegt men ook muilgengig
z. mondpas
de soep is mondgengig, d.i. niet te heet
wezel (Mustela)
z. afb. muishond
Van Dale kent ‘eierwezel’ voor een hermelijn, maar in Zuid-Limburg werd wel degelijk een wezel bedoeld.
Thuis achter zat er altijd een eierwesselke.
zakdoek
< maal + plag
uitspraak: mao(l)plag
zie ook maalplak, builnuzzing
Pas op, ge laat uwe maalplag vallen!
Ik vind niks zo aangenaam als ene vers gestreken grote maalplag om uw neus in te snutten.
zak van jas, vest of broek
< Middelnederlands: ‘male’
zie ook: broekemaal, tès
Regio Waasland :
Term ook gebruikt voor de sleuf in de zijkant van een lange rok, deze verschaft toegang tot de geldbeurs, verstopt onder de rok. (vergelijk moederkeszak)
ook in Noord-Limburg, zie ook maalplag
Laat u maar niet in uw malen zitten! (laat je niet bedotten)
Hou nu maar uw malen toe! (laat je niets wijsmaken)
Alles kan, maar ene naakse (ene blote) in zijn malen schijten, dat kan niet!
Die heeft haar ogen ook niet in haar malen steken! (ze is opmerkzaam)
Teren op een andere zijn maal. (profiteren, klaplopen)
Die heb ik in mijn maal! (ik weet wat hij van zin is, (ook) hij zal wel doen wat ik zeg)
Ik betaal mijn eigen pint wel, ik wil niet op uw maal lopen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.