Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    sloester

    De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.

    Versie 8

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    < Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - “Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt”, Houwaert, Lusthof (1582)

    Juglans regia Echte Walnussfrucht 1
    Opengesprongen sloester van een walnoot

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 16 Oct 2021 22:35
    0 reactie(s)

    Versie 7

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    < Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - “Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt”, Houwaert, Lusthof (1582)

    Klik op de afbeelding
    Juglans regia Echte Walnussfrucht 1
    Opengesprongen sloester van een walnoot

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 22 May 2020 17:37
    0 reactie(s)

    Versie 6

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    < Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - “Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt”, Houwaert, Lusthof (1582)

    Klik op de afbeelding
    Juglans regia Echte Walnussfrucht 1
    Opengesprongen sloester van een walnoot

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 04 Apr 2017 16:13
    0 reactie(s)

    Versie 5

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    < Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - “Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt”, Houwaert, Lusthof (1582)

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 04 Apr 2017 13:35
    0 reactie(s)

    Versie 4

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    < Middelnederlands sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met Nederlands snuisterij. Kiliaan en Plantijn geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt, houwaert, Lusth. (1582)

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 04 Apr 2017 13:32
    0 reactie(s)

    Versie 3

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    > Mnl. sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met ndl. snuisterij. Kil. en Plant. geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt, houwaert, Lusth. d. M. 1, 136 (1582)
    - Gij neemt de sloester voor de pit; Komt hier, en leert, eer gij wilt schrijven, Wat in het hart der Belgen zit, j. v. rijswijck 1, 272.
    - Die groen schorsse oft sloesteringhe van noten, Receptenb.2 9. (Een nieu playsant hoofken van recepten. Thantwerpen, Jan Roelants, 1551. 8° (39 bll.).

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijgt ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door fansy op 03 Apr 2015 16:28
    0 reactie(s)

    Versie 2

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot, pel van een (okker)noot.
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    > Mnl. sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met ndl. snuisterij. Kil. en Plant. geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt, houwaert, Lusth. d. M. 1, 136 (1582)
    - Gij neemt de sloester voor de pit; Komt hier, en leert, eer gij wilt schrijven, Wat in het hart der Belgen zit, j. v. rijswijck 1, 272.
    - Die groen schorsse oft sloesteringhe van noten, Receptenb.2 9. (Een nieu playsant hoofken van recepten. Thantwerpen, Jan Roelants, 1551. 8° (39 bll.).

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Ache die nooten u:t ulder sloesters düt, si doaër krijchde vu:l â:nde va zi.’ (Als ge die noten uit hun bolsters doet, zie daar krijf-ge vuil handen van, zie)

    Regio Waasland
    Bewerking door fansy op 03 Apr 2015 03:28
    0 reactie(s)

    Versie 1

    sloester
    (de ~ (v.), ~s)

    notenbolster, de groene bast van een noot
    synoniem: slosse

    WNT: Sloestere, sloester, sloesteren, sloesteringhe: Bolster van een noot. Bast, dop, schil, vooral bolster van eene noot. In Zuid-Nederland
    > Mnl. sloestere. Het woord is wellicht één in oorsprong met ndl. snuisterij. Kil. en Plant. geven naast “sloester” ook een vorm “snoester”.
    - Ghelijckmen die bitter sloesteren Met suyker confeyt, houwaert, Lusth. d. M. 1, 136 (1582)
    - Gij neemt de sloester voor de pit; Komt hier, en leert, eer gij wilt schrijven, Wat in het hart der Belgen zit, j. v. rijswijck 1, 272.
    - Die groen schorsse oft sloesteringhe van noten, Receptenb.2 9. (Een nieu playsant hoofken van recepten. Thantwerpen, Jan Roelants, 1551. 8° (39 bll.).

    BEVEREN. Het nieuwe groot complex aan het OCMW zal drie namen krijgen. De Notelaar blijft voor het rusthuis maar er komen voor andere afdelingen dan nog twee namen bij: Notelarenhof en Sloester. Er werd dan nog eens gezocht in het dialect welke woorden er bestonden rond ‘notelaar en even kwamen ook de ’klippel’ en ‘klippelaar’ in beeld, woorden die gezegd worden bij het uit de boom slaan van noten. Maar deze woorden werden wat te agressief gevonden. En zo kwam het OCMW-bestuur bij ‘sloester’ terecht gekomen en werd dan toch de knoop doorgehakt en het werd ‘De Sloester’, een Bevers-Melseels dialectwoord voor bolster. (Waaskrant.be)

    Regio Waasland
    Bewerking door fansy op 03 Apr 2015 03:15
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.