Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 10 keer aangepast.
weg, heen, voort
koppeling van en + weg;
< ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
Middelnederlands: enwech, enwege(n).
Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.
Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
zie ook eweg zijn
Doe die ankers eweg, we gaan varen!
Vandaar het Engelse lied: “Anchors Aweigh”
Aweigh werd later away, terwijl het oorspronkelijk van het Vlaams (zoals hoger beschreven) overgenomen werd via handel en zeevaart.
Toen de Duitsers hier binnenvielen waren al die Fortsoldaten rap eweg. Zowel in eerste als in tweede wererldoorlog werden de Antwerpse forten élk door minstens drie legers bezet.
Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dien boek op die tafel is eweg.
Goddeweg! (ga weg)
weg, heen, voort
koppeling van en + weg;
< ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
Middelnederlands: enwech, enwege(n).
Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.
Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
zie ook eweg zijn
Doe die ankers eweg, we gaan varen!
Vandaar het Engelse lied: “Anchors Aweigh”
Aweigh werd later away, terwijl het oorspronkelijk van het Vlaams (zoals hoger beschreven) overgenomen werd via handel en zeevaart.
Toen de Duitsers hier binnenvielen waren al die Fortsoldaten rap eweg. Zowel in eerste als in tweede wererldoorlog werden de Antwerpse forten élk door minstens drie legers bezet.
weg, heen, voort
koppeling van en + weg;
< ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
Middelnederlands: enwech, enwege(n).
Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.
Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
zie ook eweg zijn
Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dien boek op die tafel is eweg.
Goddeweg! (ga weg)
weg, heen, voort
koppeling van en + weg;
< ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
Middelnederlands: enwech, enwege(n).
Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.
Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (WNT)
zie ook eweg zijn
Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dien boek op die tafel is eweg.
Goddeweg! (ga weg)
weg
De eigenlijke bet. is dus op weg, d. i. van hier, voort.
zie ook eweg zijn
1) in verb. met ww. als zijn en hebben
2) In verb. met gaan, krijgen, durven, moeten, mogen, kunnen en willen.
uitdr.: met iet goed eweg kunnen: er raad mee weten.
Antw. (syn.) goanewèè > E. gone away
3) uitroep van een bevel, aansporing, commando of waarschuwing
< eng: away
WNT:
Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg
> mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege;
> mnd. enwech, enwege(n),
> mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, away;
> ofri. awei.
Vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst. Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. (1922))
1) Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dat boek op die tafel is eweg.
Hij is nog niet eweg, ge kunt het em nog allegauw vragen.
Ze heeft er wat van eweg: ze gelijkt er sterk op (op de ouders).
Hij heeft het al eweg: hij heeft het al opgeten.
2) Hij durft ni eweg gaan.
Zij moet hier eweg.
Ge meugt eweg za.
Maak de gordels goed vast dan kan het kind niet eweg uit zijn autostoel.
Mijn vriendin wilt eweg van heure vent. Ik gaan eweg uit dees lokaal.
Die hond is met geen stokken eweg te krijgen.
Ze krijgt heur talloor wel eweg za: ze krijgt haar eten op.
Die leste patatten moeten we nog zien eweg te krijgen. (moet nog verkocht geraken)
3) Doe dat eweg!
Gaat van dat vuur eweg, sebiet verbrande u!
Eweg, ga naar ginder!
Eweg, eweg daar!
weg
De eigenlijke bet. is dus op weg, d. i. van hier, voort.
1) in verb. met ww. als zijn en hebben
2) In verb. met gaan, krijgen, durven, moeten, mogen, kunnen en willen.
uitdr.: met iet goed eweg kunnen: er raad mee weten.
Antw. (syn.) goanewèè > E. gone away
3) uitroep van een bevel, aansporing, commando of waarschuwing
< eng: away
WNT:
Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg
> mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege;
> mnd. enwech, enwege(n),
> mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, away;
> ofri. awei.
Vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst. Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. (1922))
1) Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dat boek op die tafel is eweg.
Hij is nog niet eweg, ge kunt het em nog allegauw vragen.
Ze heeft er wat van eweg: ze gelijkt er sterk op (op de ouders).
Hij heeft het al eweg: hij heeft het al opgeten.
2) Hij durft ni eweg gaan.
Zij moet hier eweg.
Ge meugt eweg za.
Maak de gordels goed vast dan kan het kind niet eweg uit zijn autostoel.
Mijn vriendin wilt eweg van heure vent. Ik gaan eweg uit dees lokaal.
Die hond is met geen stokken eweg te krijgen.
Ze krijgt heur talloor wel eweg za: ze krijgt haar eten op.
Die leste patatten moeten we nog zien eweg te krijgen. (moet nog verkocht geraken)
3) Doe dat eweg!
Gaat van dat vuur eweg, sebiet verbrande u!
Eweg, ga naar ginder!
Eweg, eweg daar!
weg
1) in verb. met ww. als zijn en hebben
2) In verb. met gaan, krijgen, durven, moeten, mogen, kunnen en willen.
uitdr.: met iet goed eweg kunnen: er raad mee weten.
Antw. (syn.) goanewèè > E. gone away
3) uitroep van een bevel, aansporing, commando of waarschuwing
< eng: away
WNT:
Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg
> mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege;
> mnd. enwech, enwege(n),
> mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, away;
> ofri. awei.
Vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst. Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. (1922))
1) Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Dat boek op die tafel is eweg.
Hij is nog niet eweg, ge kunt het em nog allegauw vragen.
Ze heeft er wat van eweg: ze gelijkt er sterk op (op de ouders).
Hij heeft het al eweg: hij heeft het al opgeten.
2) Hij durft ni eweg gaan.
Zij moet hier eweg.
Ge meugt eweg za.
Maak de gordels goed vast dan kan het kind niet eweg uit zijn autostoel.
Mijn vriendin wilt eweg van heure vent. Ik gaan eweg uit dees lokaal.
Die hond is met geen stokken eweg te krijgen.
Ze krijgt heur talloor wel eweg za: ze krijgt haar eten op.
3) Doe dat eweg!
Gaat van dat vuur eweg, sebiet verbrande u!
Eweg, ga naar ginder!
Eweg, eweg daar!
weg
Antw. (syn.) goanewèè > E. gone away
/.ewèch/ en /.egaa/ voor eweg en agauw zijn misschien verbasteringen voor “al” weg en “al” gauw
Enfin, ik zijn eweg, de groeten!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.