Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
“Ollanders” vinden het inderdaad toch wel wat “Brabants” aandoen, waarmee ze dan Noord-Brabant bedoelen.
ah, merci ;) k zoo et zelf noeët ni gebroëke in e waerkstuk veur d’unif, mor oep ‘t internet kom et er wel is gemakkelàk oëtgerold a ge rap on ’t type zè…
zelf stoeër ik m’n aëge ier in Olland oek wel on ‘t constaent gebroëk van ’svp.’, dus ’k kan aa wel verstoan…
mor langst den aendere kaent, oek al is et gi vloms, ik (en aender mengse da ’kik ken) gebroëke et oemmes toch oek wel in de spreektoal, in de veurm “ee tee see, ee tee see”, in de pleuts van te zegge “en zoe veuts, en zoe vaajer”.
mij van hier in de regio antwerpen wel (lichtelijk verouderd?) iejelegaans/iëlegaens bekend, =helegans, helemaal (nu ff ni moeilijk doen over spelling, t is wel duidelijk zeker)
maar ‘gans’ voor “heel” klinkt in mijn oren ook (West)vlaams, of van die ouderegeneratie flamingante ABN-sprekers die heel keurig op de letter spreken en “gans” blijkbaar echter vlaams/plechtiger vinden dan het brabants-hollandse “heel”
Met Holland bedoelde ik Holland;) “zijn eigen” is een constructie die ge in (zowat?) alle Brabantse en Hollandse dialecten aantreft. Verder wordt er, zoals ik al schrijf, bijvoorbeeld ook nog “hij wast hem” gebruikt. Wat er precies in Vlaanderen (Oost- en West) wordt gebruikt weet ik niet, maar “zich” is daar ook niet autochtoon. Van het Limburgs en de Nedersaksische dialecten van Nederland ben ik niet zeker, aan de grens kan wel hier en daar ‘zich’ oid. voorkomen.
Alleen al aan de vorm kunt ge het zien. sich, net zoals mich en dich van Germaans sik, mik en dik. In het Nederlands zou sik (vgl. bijv. ook Oudnoords sik, Deens/Zweeds sig), net zoals mik en dik resp. mij/me en dij/de (middelnederlands, bij ‘du’) opleveren in het Nederlands, zou ‘zich’ eigenlijk zij/ze moeten opleveren. De ch duidt hier dus duidelijk op Duitse invloed.
En inderdaad zullen veel moderne Nederlanders lachen met het Amsterdamse “zijn eigen” (of eerder, “sje èège”), maar dat is omdat door de Standaardtaal de hoger opgeleide Nederlanders (net zoals hoger opgeleide Vlamingen) “zich” zijn beginnen zeggen de laatste generaties, door invloed van de schrijftaal. Maar ook de volksklassen van bijvoorbeeld Rotterdam en Utrecht (weet ik uit eigen ervaring) zeggen “ze eigen”. En ook daar wordt door de ‘hogere klassen’ op neergekeken.
Dat Nederlanders het als “typisch Amsterdams” zien zegt meer over de dialect(on)kunde van de doorsnee Nederlander, dan over de geografische verspreiding van “zijn eigen”.
En inderdaad, heel veel hebben we uit het Duits niet geleend. Maar toen in de 16de-17de eeuw het Standaardnederlands langzaamaan tot vorming kwam, had men toch wel vrij veel respect voor het Duits dat al een vaste Standaard begon te krijgen, met nog veel naamvallen en verbuigingen enzo, dat dus voldeed aan het Latijnse ideaal. Dus het Hoogduits had in die tijd, zeker grammaticaal, nog wel prestige bij de vaders van het Nederlands.
(een ander voorbeeld terzijde, alle ‘Nederlandse’ dialecten kennen brocht en docht voor ‘bracht’ en ‘dacht’, die ook uit het Duits komen. Als de Antwerpenaar denkt dat “brocht” typisch Aantwaarps is, de “echte” Westvlaming zal ook brocht zeggen, de authentieke Limburger “broch” en de oer-Hollander brocht.)
Ten derde: het Nederlands/Nederduits is in die zin origineler dan het Hoogduits, dat het de 2de Germaanse klankverschuiving niet heeft doorgemaakt. Qua medeklinkers trekt het Nederlands/-duits dus veel meer op het Oergermaans en is daarmee dus ‘ouder’.
Eten > essen (Germaans etana; Engels eat, Noors ete/eta, Zweeds äta)
Tijd > zeit (Gm. tîd, Eng. tide, Noo./Zw. tid).
Paard/peerd → pferd
etc etc (ge kent ze wel, die medeklinkers die altijd overeenkomen tussen het Dt. en het Nd.)
Maar echt van elkaar ‘afstammen’ in de genetische zin doen ze niet, het zijn gewoon 2 verschillende ‘vertakkingen’ van een gemeenschappelijke voorouder. Net zoals het Hollands en het Antwerps, het een is geen vervorming van het ander, maar allebei zijn ze wel van het (toch al niet uniforme) Middelnederlands afgestamd. Zo waen ook eerst het (hoog)Duits en het Nederlands/-duits eerst lichtjes afwijkende dialecten van elkaar, totdat ze in de loop der tijd zo verschillend werden dat ge ze afzonderlijke talen kunt noemen.
Soit, t is ier al na den drije, ik gaan mijn beddeke eens in.
>Overigens, in Amsterdam wast men ook zijn eigen. En dat is nog een restant van de Antwerpse instroom aldaar na de val van de stad in 1585. Of ze dat daar nu graag horen of niet.
in heel holland en nederlands brabant zeggen ze “hij wast zijn eigen” hoor. in alle nederlandse dialecten is het oftewel ‘zijn eigen’ oftewel ‘hem’. Zich is uit het Duits overgenomen. (ik probeer nu even een dialectkaartje te vinden op het net, maar in de SAND kan je het sowieso nachecken)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.