Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ik ken ‘geëloeëge’ alleen maar in de betekenis ‘er maar wat bijstaan’, ‘staan te niksen’.
De voorbeeldzin heb ik echter wel trug aangepast naar zijn origineel, omdat ik het hier in onze vlaamsen dictioneir niet nodig vind een fonetische dialectspelling te gebruiken als het ook in het ‘algemeen vlaams’ kan. Zoals ik hem geschreven had zou ik hem zelf zeggen. (uitgezonderd de h in hier, maar of die der staat of niet doet er niet echt toe)
uhu, ik schrijf ze ook oa, ae en aa als ik dialect schrijf, maar in een gestandaardiseerd lemma schrijf ik de oa uiteraard als aa.
maar in italiaander zou ik dan ook meteen klinkerverkorting toepassen, en zeggen italjonder zoals ik eerst schreef – italjoander met de oa nog lang heb ik peis ik nog niet gehoord
maar zo mag het ook wel blijven staan hoor, vin het allemaal prima
ja, maar hoe vatte die in 1 uitdrukking samen? mij lijkt het zo wel duidelijk.
of vinde “lageir, ~ zijn” of zoiets duidelijker?
Nu zit ik wel niet in België op de universiteit dus ‘t kan dat ze die dingen hier ook ’syllabus’ noemen op de unief, maar ik zou het in mijn spreektaal toch eerder gewoon ‘cursus’ noemen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.