Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
op de hoogte zijn van, geïnformeerd worden over
< Duits: ‘jemandem Bescheid sagen’ (‘iemand op de hoogte stellen’), ‘Bescheid wissen’ (‘ergens iets van weten, ’ergens van op de hoogte zijn’).
“Kzoe gern beskiet en”
“Ik zou graag op de hoogte zijn”
het bovenste bedlinnen (gedeelte dat op je ligt, bij slapen);
bovenlaken of donsdeken
identiteitskaart, paspoort
afk. van het Fr. passeport
opm.: reispas is wel SN
Toen dieje polies zag dat mijn licht kapot was moest ik mijne pas laten zien.
Die flik vroeg direct naar mijne pas.
identiteitskaart, paspoort
afk. van het Fr. passeport
opm.: reispas is wel SN
Toen dieje polies zag dat mijn licht kapot was moest ik mijne pas laten zien.
Die flik vroeg direct naar mijne pas.
is standaardtaal in België
(algemeen) ziekenhuis
In AN heeft ‘hospitaal’ veelal een militaire functie.
Van Dale: ziekenhuis, vooral voor militairen
synoniem: ziekenhuis
zie ook gasthuis, krankhoes
O.-Limburg: sjpittal (onz., mv.?)
Ze zijn hals over kop met hun kleine naar het kinderhospitaal gereden.
Es_te krank weusj, mos_te noa ’t sjpittal. (Limburg)
(als je ziek wordt moet je naar het ziekenhus)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.