Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    malots

    Dit is slechts 1 definitie voor "malots." Bekijk alle definities.

    malots
    (de ~, (m.), ~en)

    Malots is een oudere benaming voor en ziekelijk of gehandicapte medemens

    Ge moet het die man het niet te moeilijk maken, hij is een beetje malots vanaf zijn geboorte. Zijn broer is ook een malotsen.

    1 reactie(s)  |  oudere versies
    Toegevoegd door Geleiroot en laatst gewijzigd door fansy (21 Jul 2021 19:25)

    đź‘Ť
    290

    Reacties

    malloot (SN) iemand die zich grappig of ongewoon gedraagt, ‘de malloot uithangen’

    MALLOOT

    Woordsoort: znw.(v.)
    Modern lemma: malloot
    znw. vr., mv. malloten. Hoogstwaarschijnlijk ontleend aan dial. fr. malot (verg. minioot uit fr. mignot), benaming voor eene soort van wesp of hommel, en evenals hd. hummel ook wel toegepast op een al te druk meisje (zie Tijdschr. 16, 159). Reeds spoedig in verband gebracht met het bnw. mal, en dan soms opgevat als eene verbastering van malhoot (d. i. malhoofd) (verg. b.v. bij ogier, Seven Hoofts. 280 1645: ”Wel Mal-hoot seghme nu” enz.), of wel als eene soort van afleiding van mal, en dan soms uitgesproken met den klemtoon op de eerste lettergreep, terwijl hij oorspronkelijk viel op de tweede. De zeldzame vorm malloote heeft eene e naar analogie van andere vrouwennamen. Uit onze taal overgenomen in het Nederduitsch (zie b.v. doornk. koolm.).
    ?1. Eigenlijk. Een al te druk meisje, niet ingetogen, soms manziek.
    +?2. Een niet juist altijd jong vrouwspersoon, die zich mal gedraagt, hetzij door drukte, overdrevenheid, onnoozelheid.
    Afl. Mallotig en malloterig, beide in de spreektaal gewoon voor mal, idioot (”Gedraag je niet zoo mallotig”; in de volgende plaatsen op eene niet algemeen gebruikelijke wijze geconstrueerd: ”Miechel … vroeg, of ze hum verechtig Ăłok mocht liejen as hie malloterig op heur was?” cremer 12, 3 1856; ”’k Het ‘t zoo malloterig op oe geloajen, da’ k hoast niet zonder oe zou kunnen lĂŞven”, cremer in Geld. Volksalm. 1854, 36).
    Aanvulling bij MALLOOTI

    ?Afl. Mallotig, vandaar: Mallotigheid, iets idioots, malheid, dwaasheid.
    © 2007 INL. Artikel gepubliceerd in 1904.

    Toegevoegd door LeGrognard op 02 Apr 2014 23:19

    Voeg een reactie toe

    Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.

    Log in

    Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

    Uw gebruikersnaam
    Uw geheime paswoord

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.