Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit is slechts 1 definitie voor "mensen." Bekijk alle definities.
De Vlaming gebruikt in zijn alledaags taalgebruik ontzettend veel woorden die in het Nederlands iets anders betekenen, dan wel sterk verouderd of zelfs geheel onbekend zijn. In dit lemma houden we ne lijst bij van alle algemeen Vlaamse woorden die gebruikt worden voor te verwijzen naar familieleden, en ‘soorten’ mensen in het algemeen (gelijk: man, vrouw, kind, e.d.m.). Aan de hand van deze lijst kan een student Vlaams de betekenis van deze woorden eenvoudig achterhalen, en aldus rap mee zijn in e gesprek met moedertaalsprekers. Naast deze algemeen gebruikte woorden bestaan er ook nog tal van dialectwoorden (waarmee we enkel bedoelen dat ze slechts in een beperkte regio gekend zijn), uit praktische overwegingen nemen we deze niet op in het lemma.
algemeen:
bengel
bibi
bobon
boeleke
bruggepensioneerde
familiekundige
gast
jonk
jagger
jonggepensioneerde
jonkheid
jonkman
kadee
kapoen
kerstenkind
kinderken
kinneke
koppel
madam
manneke
mee
meiske
pateeke
pagadder
patotter
pee
smanspersoon
vent
vrouwmens
wijf
familie:
achterkozijn
achternakomertje
bobon
bomma
bompa
doopmeter
dooppeter
echteling
echtgescheiden
koekoekskind
kozijn
lief
madam
maman
meemama
meeouder
meme
mémé
memoe
moedere
moemoe
nonkel
nonkel pater
patchworkfamilie
pepe
plusdochter
plusgezin
pluskind
plusmama
plusouder
pluspapa
pluszoon
schijnkind
schoonbroer
tant
tante nonneke
vadere
vava
vent
veva
wijf
zuster
Uitdrukkingen:
aard, den ~ naar geen vreemde
foute nonkel
plezante nonkel
zatte nonkel
-
Ik kost niet direct een betere naam bedenken. Ik ga eens een aantal verzamellemma’s beginnen aanleggen voor een aantal categorieën, zodanig dat buitenstaanders (en ook Vlamingen zelf) een beter zicht krijgen op hoezeer het alledaags Vlaams taalgebruik eigenlijk verschilt van het Nederlands. Ik zit onder meer met een lemma over de wegcode in mijn hoofd, aangezien ongeveer driekwart van al hetgeen dat daar iets mee te maken heeft verschillend is.
Regionaal beperktere dialectwoorden gelijk mini of plat jonk zou ik eerder linken bij de specifieke lemma’s, anders wordt het agauw nogal onoverzichtelijk. Voor marraine weet ik het niet echt, aangezien dat er geen typisch algemeen Vlaams woord voor ‘meter’ is. Pipo is trouwens geen Vlaams!
Kadee, pateeke, wicht, lief, tante nonneke en nonkel pater,…
Mini zou ik geen dialect noemen, misschien wel een jeugdwoord.
De miensje (mensen), de miensj (de echtgenoot), de ouwluuj, de jonkheed, de pap en de mam, de nonk en de tant, de naefkes en de nichskes, de zuster en de brouwer (broor), ‘t jungske en ‘t maedje, grwatte luuj, kènjer, ‘t kiendje, de vreglap en de moelejan, gooi luuj, kaelsluuj, sjlechte luuj en zo wieër…
Sjlechte luuj geit ‘t ummer good!
Miljaar zeg, en ik die dacht dat dat hier nog een beknopt lemma ging blijven…
Ik heb er nog een paar toegevoegd en ze alfabetisch gezet anders gaat ge het overzicht verlieren. Want nu hebt ge er ongeveer 50, maar ik denk dat ge gemakkelijk over de honderd geraakt. Als het er niet meer zijn…
Tantekes en noenkeltjesdag
Nathalie Deketelaere heeft voor haar mutsevriendjes ’tantekes en noenkeltjesdag’ bedacht en ’er een lieke bij hemok’. Zet voor het zingen aanvangt de speakers zacht, dat voorkomt gehoorschade. ;-)
Googel: Nathalie de Ketelaere op You Tube, tantekes en noenkeltjesdag.
Awel Georges, ik had geprobeerd van ze een beetje te groeperen, maar in tekstvorm komt het niet echt over. In feite zoudt ge een diagram nodig hebben met allemaal fotookes en pijlen met info, “de die is dat tegenover den dienen, zulder getweeënd zijn de … van de die, enz.” Voor de familiale termen dan toch, de rest kunt ge waarschijnlijk met fotookes alleen oplossen.
Haha koarebleumke, dat ziet er mij een Vlaamse klassieker in wording uit. Interessant wel dat ze ‘tantekes’ als verkleinvorm gebruikt ipv ‘tantetjes’, want de kust kent al lang geen verkleinwoorden op -(e)ke(n) meer, enkel -sje(n) en -(e)tje(n). Ik heb het nog al opgemerkt dat ze aan de kust in de nabijheid van niet-kustbewoners rap de oudere en voor hen uitheemse -(e)ke-verkleinwoorden gebruiken, bv. in de statie: “duwt maar op da knoppeke, madammeke”. In het West-Vlaams zou dat normaal gezien moeten zijn: “duwt maar op da knoptje, madamtje”. Die ‘madammeke’, tot daar aan toe, maar die ‘knoppeke’ is niets minder dan fascinerend. Ge moet al 100km naar het oosten gaan eer dat ge daar iets van terugvindt, want zuidelijke West-Vlamingen en Oost-Vlamingen, die wel nog verkleinwoorden op -ke(n) gebruiken, steken daar geen tussenliggende ‘e’ tussen, en zeggen gewoon ‘knopke(n)’. De enige logische verklaring die ik kan vinden is dat ze het van Brabantse toeristen/uitwijkelingen leren.
Tantekes en noenkeltjes bevreemde mij ook. Je zou dan toch eerder noenkelkes verwachten. Aan de Maas zou het tantekes en nönkskes worden, al heb ik dat nog nooit echt gehoord.
In Maasland en in meer delen van Limburg heet een klein ventje een menneke. (Voor meervoud en diminutieven wordt ook nog de klinker verbogen en veranderd de toon (sleeptoon-stoottoon). Maar nog oostelijker in Limburg NL of in de oostelijke Voerstreek zegt men mäntje tegen menneke. Dat begreep ik destijds niet van mijn familie daar. Ik dacht maar steeds dat ze het over een mändje (mandje) had.
Maar eigenlijk was ik op zoek naar ‘de tantekes’ uit de tijd van de crèchemoorden. Werden de kinderverzorgsters zo genoemd omdat het een uitdrukking is voor kleuterleidster of was het een aanduiding voor destijds zeer moedige vrouwen?
Ik vind alleen nog wat bij Knack uit 2013:
… de crèchemoorden’ We gaan eens een hypothese maken: een zittingsdag van het assisenproces. ‘Eeuwige dankbaarheid voor de tantekes’.Eventueel zijn er dan twee lemma’s te maken.
Hoort mec hier ook niet in thuis? Geen idee hoe dikwijls dat woord voor man of gast nog gebruikt wordt, het blijkt niet in dit woordenboek te staan.
Zou kunnen dat het een typisch BSD-woord is/was.
Iemand die er meer over weet?
Wat tantes betreft: ja, wordt in veel kleuterscholen gebruikt voor de dames die daar werken, ik vermoed om een huiselijke sfeer te creëren. Of de mannelijke collega’s dan nonkels genoemd worden? Ik zou het niet weten, daar bestaan maar weinig exemplaren van.
Merci, het woord is verwarrend omdat een tante in NL o.a. een flinke vrouw kan betekenen (en nog wat meer).
Ik wacht het nog even af en dan zal ik het als kleuter~ of crècheleidster invoeren.
Ik heb het eens opgezocht en ‘mec’ lijkt inderdaad (beperkt) in gebruik, ik dacht dat het dan voornamelijk Brusselaars zouden zijn maar toch niet (of misschien zijn ze uitgeweken). Ook in alle Franse betekenissen, namelijk ‘gast’ (znw.), ‘gast’ (aanspreking) en ‘mannelijk lief’.
“Die eerste vier minuten moeten we verzinnen ofwa mec?” (9lives.be, locatie onbekend)
“En uiteraard nog wat schulden van hare eerste mec die perse ne computer woont en uiteraard de obligatoire iPhone.” (9lives.be, iemand van Deurne)
“Dieje mec hier boven mij zegt het net he.” (9lives.be, iemand van Zakkemakke – Chakamaka)
Ik heb wel een vermoeden dat het tot de Brabantse regio’s beperkt is.
Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.
Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.