Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
dektaur
Mij lijkt “doktoor” de beste keuze, want couranter dan “dokteur” – dit laatste geeft nl. de indruk dat dit woord op Fr. -eur teruggaat, wat zeker niet voor alle dialecten opgaat. In mijn (Haspengouws) dialect komt de -oor uitgang overeen met o.a. -aur: dektaur, pestaur, kentaur, klezaur, mezjaur (eerste lettergr. telkens onbetoond) – ook maur en kaur (oor-woorden die -oër opleveren, laat ik buiten beschouwing), terwijl van het Frans -eur afgeleide woorden bij ons -eir en (recenter) -eur hebben opgeleverd: direkteir, fekteir, fleires, naast koereur, sjofeur, triporteur.
Ik vind je inspanningen lovens- en navolgenswaardig, maar hier heeft “kapstok” net niet de betekenis waarnaar wordt verwezen, dus heeft de verwijzing strikt genomen geen zin. Dat wou ik maar even “in de groep gooien”. :-)
kapstok
de verwijzing naar “kapstok” lijkt me evenwel niet terecht, want hier is niet het Vlaamse “kleerhanger” bedoeld
litske
ook in Haspengouw is deze betekenis van “lits” gangbaar (men zegt vooral “het litske”)
reddel
Zou kunnen afgeleid zijn van “lits” in de betekenis “streep”; kent iemand nog het straatspel “litsen”?
Een “ladder in de kous” heet in Haspengouw “een reddel”; of men zegt fijntjes: iemand heeft aan het fruit gezeten en de ladder laten staan …
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.