Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
waover
v van “voor” blijft stemhebbend in Haspengouw: waover of wover – al komt de vorm zonder “voor” toch vaker voor: wao ’n broek (geeste aondoên), wao e materiaol (héb ich vandoên), wao minse (zin toch dat mêr)?
’t is maar een woord … ;-)
Moet dat met de “nieuwe” spelling niet zijn “eerstecommuniezieltje”? Een mens heeft normaal gesproken maar een ziel, en het is de staat van het zieltje bij iemands eerste communie die hier aan de orde is.
Deze uitdrukking is ook in Limburg niet ongewoon (al zei men vroeger plaatselijk “zeil” i.p.v. “ziel”)
Is in Limburg nog zeer frekwent. Wordt in bepaalde streken ontrond (bv. Bilzen “mieg”): zoe mieg as ’n moj (zo moe als een made).
Probleem met wijzigen van “wiëk” in “week” is dat het trefwoord nu samenvalt met betekenis 2 en 3 van “week” (adj.) in de meest recente VDale:
2 “zonder weerstandsvermogen, zwak: een week gestel, een weke levenswijze (= die niet bepaald karaktervormend is”,
3 (figuurlijk) "toegankelijk voor aandoeningen van medelijden of tederheid, of wel daardoor beroerd: mijn hart werd week, toen ik ’t hoorde; hij is week van hart (= teergevoelig, niet moedig, laf),
3a “licht aangedaan”.
AN dus, in weerwil van de afwijkende uitspraak.
In mijn dialect zegt men “lèève” (leven), “(goej) wèèk” (goede week), “zwèèr” (zweer) … ik vermoed dat het niet de bedoeling is dat we die lokale uitspraak in al deze gevallen lemmatiseren?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.