Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit is slechts 1 definitie voor "de ." Bekijk alle definities.
het gebruik van het bepaald lidwoord “de” voor een mannelijke persoonsnaam – eigennaam
DE, lidw. – Wordt te Antwerpen vóór eigennamen van mannelijke personen geplaatst. (P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
(in de Kempen ook voor een vrouwelijke persoonsnaam)
Ik heb de Jacobs (Tuur Jacobs), de “Jokke” (zijn roepnaam), op de bus gezien.
We gaan op monumententocht met den Erik en zijn lief in de Vlaanders.
Waar is Mark? Hij is er niet. Spreek iets in op het antwoordapparaat, dan bel ik u niet terug. En het is ook de verkeerde vraag, want zo vraagt men dat niet. Het is niet ‘waar is Mark?’, maar ‘Waar is dé Mark?’ (Mark Coenen – De Morgen)
> andere betekenis van de
Ah dat ontkracht dan de mythe vooral verspreid door de rabiate AN_aanhangers die de tussentaal willen uitroeien dat dit een puur Brabantse constructie is die dus in de Vlaamse taal uitgebannen moet worden.
(want Brabants = de pest)
Bij mij niet gebruikelijk, wel in ’t Waasland.
Het drukt familiariteit uit, zoals in het Duits, waar het alleszins voor beide geslachten wordt gebruikt (der Helmut, die Sabine).
de Walen
Het komt mij voor dat het “der” van LeGrognard beperkt is tot dat gedeelte van Limburg dat tegen het Rijnland aanleunt – Nederlands Limburg, dus. In Haspengouw absoluut niet gebruikelijk en ik vraag mij af of het (Belgische) Maasland die constructie wel kent?
In mijn dialect zegt men “Bau ès Zjang hiëne?” (waar is Jean naartoe?) en “Ès Merie al trèg?” (is Marie al terug?). Men zegt wel “ozze Zjef” en “os Traajke” (onze Jef, ons Truike), en naar vrouwen wordt inderdaad vaak verwezen met (betoond) “het” (“Hêt wor iëstrèèch nog haaj”, zij was daarnet nog hier).
Anderzijds zegt men in Haspengouw wél “de Walen”: “hèè woent èn de Waole érges” (hij woont ergens in Wallonië), en ook “èn de Vlaonders” (in Vlaanderen) – “de” verwijst dus naar een meervoud.
En, ten overvloede: “de Limburg” is in Limburg niet gebruikelijk, maar als de media hier nog lang blijven over doormemmen zal ook dit wel ingeburgerd geraken, net als dat idiote “noemen” voor “heten”.
“De precieze herkomst van ‘de’ in ‘de Albert Heijn’ blijft in nevelen gehuld”
(…)
“Lezers herkenden dit gebruik van ‘de’, maar stelden andere verklaringen voor. Zo zou het gebruik van ‘de’ voor winkelnamen een brabantisme zijn. Wie in het diepe zuiden zegt dat Oscar naar een winkel van Dirk van den Broek gaat, verwoordt dat naar verluidt als ’d’n Os gaat naar d’n Dirk’.”
https://www.trouw.nl/home/de-precieze-herkomst-van-de-in-de-albert-heijn-blijft-in-nevelen-gehuld~a758672e/
Brabantisme of niet (ik betwijfel het), het klinkt gewoon veel beter. De Engelsen zeggen bv. ook “I’m going to Tesco’s” terwijl dat de winkel Tesco noemt (petrik, ‘heten’ is de idiote vorm voor ‘noemen’ in historisch Vlaanderen). Die bezitsvorm staat daar alleen maar omdat “I’m going to Tesco” klinkt gelijk of dat het over een Baskisch gehucht gaat. (Ik spreek geen Baskisch, schiet mij niet af als die naam niet echt Baskisch zou kunnen zijn.)
Iets dat mij ineens te binnen schiet om verder te ontkrachten dat het hier (commentaar van Georges) om een Brabantisme zou gaan: ge zegt toch ook “’k moet sebiet nog naar de kruidenier, naar den bakker, naar de coiffeur, naar de post, naar de bank, …”? Dan is een lidwoord voor de naam van die winkels zetten niet minder dan een logische doortrekking.
Is het niet zo dat je om ‘de’ voor je (voor)naam te krijgen je tot de intimi van een bepaalde groep moet behoren. En precies andersom: voor een winkel of bedrijf: dat die/het zo algemeen zo gekend moet zijn dat men de eigennaam als soortnaam is gaan gebruiken?
Daar zit iets in, koarebleumke, alhoewel intimi misschien wat te nauw is. Welbekenden is beter denk ik, bv.
Niet dat ik wil roddelen, maar de Johan, dienen oudste zoon van Frieda, ’t schijnt dat die in den bak zit.
En ge kunt het ook met een zeker pejoratieve inslag gebruiken:
Vermassen gisteren op tv gezien? De Jef heeft het daar weer eens in het lang en het breed mogen komen uitleggen van die seriemoordenaars.
nota van de redactie: De Jef is dan ook algemeen bekend en erkend erfgoed ;)
Die pejoratieve inslag mag misschien wel een nieuw lemma krijgen, want die wordt zeker ende vast ook buiten Antwerpen gebruikt, zeer veel voor politiekers en andere mediageile figuren. Ik vermoed dat de link wordt gelegd met de stereotype Antwerpenaar: de te ridiculiseren persoon in kwestie heeft een hoge eigendunk, Antwerpenaars hebben ook een hoge eigendunk, dus gebruiken we een typisch Antwerpse familiaire aanspreekvorm om met die persoon te lachen. Het helpt allicht niet dat verreweg de meeste van die figuren dan ook nog effectief Brabanders zijn :)
Intimi is wat nauw idd. Voor Zuid-Limburg NL zou ik willen zeggen meestal binnen de familie. Alles waar je ozze of ôs (onze of ons) voor kan zetten kun je vervangen door ‘de’: Onze neef Jos, ozze Jos/de Jos, ons zusje Trees, ôs Treeske. Voor verwerpelijke bekende personen zou ikzelf eerder ‘dae’ (die) gebruiken. Zowel onze/ons en de zijn – voor zover mij bekend – boven de rivieren niet gebruikelijk.
‘Ons’ voor familieleden is ten westen van de Schelde ook niet in gebruik, zie lemma onze, onzen, ons (‘k heb er een reactie onder gezet over hoe dat het in ’de Vlaanders’ (dat zeggen we hier trouwens ook niet) werkt).
Blijkbaar zeggen ze in ‘t Luxemburgs ook ’de(n)’ vóór eigennamen, en niet alleen in familiare maar in álle contexten. Twee artikels van de Luxemburgse Wikipedia:
“Den Ernest, genannt Édouard (Ed) Juncker, gebuer den 30. Juli 1921 zu Dol, a gestuerwen den 20. Januar 1999 zu Ettelbréck, war e lëtzebuergesche Politiker (CSV).” (https://lb.wikipedia.org/wiki/%C3%89douard_Juncker)
“De Jean-Claude Juncker, gebuer den 9. Dezember 1954 zu Réiden, ass e lëtzebuergesche Politiker.” (https://lb.wikipedia.org/wiki/Jean-Claude_Juncker)
Grammaticaal vertoont het Luxemburgs precies ook in het algemeen nog verrassend veel overeenkomsten met ’t Vlaams (waarmee dat ik dus bedoel: dinges die in ’t Nederlands noch in ’t Duits voorkommen), en als ge efkes aan de spelling gewoon geraakt is het vrij vlot verstaanbaar.
Wat zeggen ze trouwens nog in dat eerste artikel?
“D’Stad Ettelbréck …” → Wij die dachten dat “tstad” Antwerpen was, blijkt het eigenlijk feitelijk een Luxemburgs dorp te zijn!
Ik heb een interessant voorbeeld van Mark Coenen, columnist bij De Morgen, toegevoegd. Mark Coenen pakt dikwijls uit met Vlaams taalgebruik, maar soms, contrair als dat em is, durft hij ook echte hollandismen te gebruiken (zie bv. Hollandismen in Vlaanderen, banjeren). Dat ’t om ons te koejonneren is! ;)
Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.
Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.