Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bakkes is geen "bakhuis"
Blijkbaar is het de etymologen altijd ontgaan dat het woord bakkes wel eens verwant zou kunnen zijn met het Latijn “bucca”, het Italiaans “bocca”, het Spaans “boca” en het Frans “bouche”. Wang is in het Duits “Backe”: denk hierbij aan “bakkebaarden”.
Ik heb die uitleg van dat “bakhuis” nooit zien zitten en denk dat dit niet meer of minder dan volksetymologie is. Een bakhuis bestaat natuurlijk wel, omwille van het brandgevaar werd de oven in een afzonderlijk gebouwtje ondergebracht.
In vele dialecten zegt men “bakhuus” of “bakhoes”, wat de verdoffing tot “bakkes” zou kunnen verklaren.
parchuteren als methodiek
Het klopt dat “vriendjespolitiek” AN is, ik had er naastgelezen in VD. Als compensatie heb ik even een vaste techniek van de vriendjespolitiek opgevoerd: het “parachuteren” van vriendjes. Staat niet in mijn uitgave van VD, maar dat sluit niet uit dat het ook in Nederland gebruikt wordt. In Vlaanderen heb ik het al herhaaldelijk gehoord.
klieven en zagen
Dan was uw zuster een heel bekwame madam, want klieven (of kloven) is een hele kunst. Het komt er hierbij op aan om de ruwe diamant met de hand te splijten in bewerkbare delen waarbij de natuurlijke structuur van de diamant (de “was”) gevolgd wordt. Vergelijk het met het klieven van een blok hout. Niet alle diamant kan zo verdeeld worden en dan gaat men hem in stukjes zagen.De bewerkbare stukjes brut worden dan eerst door de snijder een ronde vorm gegeven, waarna hij dan kan geslepen worden. Er zijn dus verschillende bewerkers in de keten: kliever of zager, snijder en slijper. Vroeger werd de steen voor het slijpen nog met een soort soldeersel op een dop geplaatst – een “solduurdop” – door een “verstelder”, maar die techniek behoort tot de technologische prehistorie. Dit is het dan in een notedop voor wat ik er van weet.
ook in de Antwerpse Kempen
variant: just voor tegoei /zjust vui te guij/ (korte ui)
jerrycan: etymologie
jerrycan zn. ‘benzineblik’
Nnl. jerrycan 1950; <span class="caps">WNT</span> Aanv..
Ontleend aan Engels jerrycan 1943; <span class="caps">OED</span>, gevormd uit can ‘blik’, zie ? kan, en Jerry, sinds de Eerste Wereldoorlog een Engelse bijnaam voor een Duitse soldaat, een German.
De Duitse militairen beschikten tijdens de Tweede Wereldoorlog over benzineblikken, Duits Kanister, die superieur waren aan die van de geallieerden: hoekig en dus makkelijk te stapelen, en voorzien van grote stevige handvatten en een praktische, perfecte sluiting. De geallieerden namen dit model over en gaven het de naam jerrycan.
Lit.: Sanders 1996 (etymologiebank.nl)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.