Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ik hèm mànne fok oep mànne nuis ston èn ik lèès:
(Ik heb mijn bril op mijn neus staan en ik lees)
‘Doo gien àttèngse’? Heeft dit dezelfde betekenis als de letterlijke vertaling van “faire attention”? Niet op letten?
Ik ken het woord àttèngse samen met geven. Of is dit weeral /alweer de invloed van Marc Galle (zeg niet/zeg) die speelt, want “donner” attention is geen Frans!? Attèngse “maken” evenmin? Zut!
‘Attèngse doeng’ dus.
Bonneke, zet ‘attengse doen’ er maar bij als nieuw woord. Ik zet er ‘zut’ bij.
Molen is in Antw. mannelijk. ne molen, deze ~, giene ~, mijne
Zwiermolen, smout- en slagmolen zijn in Limburg vrouwelijk?
Dees molen, mijn ~, gien ~, een klein molen ipv. ne kleine molen?
Is dit geen voorbeeld van transparant woord, dat identiek uit een vreemde taal wordt overgenomen – leenwoord – maar dat met uitspraak uit de eigen taal "aangepast wordt?
-> Fr. contentement /k~o t~a t.e m~a/ wordt bij ons /kon tèn t.e mènt/
In W. Vl. wordt regelmatig een -e (doffe e) toegevoegd aan een zn. Het meerv. zou breuzelingen zijn. De eind-n wordt in Gans Vlaanderen niet uitgesproken ofwel valt de doffe -e weg. Dit woord is ook een stofnaam en heeft op die manier eigenlijk geen meervoudsvorm. (cfr. chapeluur, paneermeel)
Flipper,
heeft niks met zingen te maken. Verklede kinderen maken de buurt “onveilig” door aan elk huis aan te bellen en hun devoren doen (zijn devoren doen) om op legale manier wat snoep of centjes (sic halve frankskes) binnen te rijven. Dat ze daarbij (vals of juist)zingen is bijzaak.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.