Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ge hebt gelijk de Bon, veegt ’r ene!
Dit woord heeft in Haspengouw de betekenis “zagevent, onnozelaar, iemand die onzin uitkraamt”; is volgens mij verwant met ‘kouten’, praten. De stamklinker is kort, in tegenstelling tot die van “koêter”, het meervoud van “koêt”, gat.
Min of meer synoniemen van “koeter” zijn “koetpie” en “koêtaajl”. Het eerste verwijst naar de bijnaam destijds van een schoenlapper omwille van zijn uithangbord (“Au coup de pied”); men noemde hem “koetpieke”, maar de bijgedachte was die van “koetpie”, zagevent. Het tweede woord “koêtaajl” (aartsdommerik) heeft een lange oe omdat het verwijst naar de ‘steenuil’, waarin “koêt” dus ‘gat’ betekent.
Als in: “we gaan vanavond eens gezellig naar het lay-out”?
Rare jongens (en meisjes) die Mechelaars!
Misschien kan hier ook worden verwezen naar strits, stritsen, stritser en hondsgezeik, alle ~?
In Limburg/Haspengouw niet onbekend.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.