Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Bedankt, Grytolle. Enkele woorden door u genoemd, komen in mijn dialect niet voor (duit, glui, luifel, pui), andere had ik al genoemd (fleet, dim. flètsje; fleete (ww.); baus, dim. baajske).
De andere: fernèès(kèttel) (voor varkensvoer), freet, hauk (eig. hurk, op z’n hauke zitte, niet zeker of dit op Ned. uit teruggaat), loj (=lui, vaak ook: leu, een geval van herronding); ne gestaukde (=gestuikt, gedrongen persoon), de steipkes (=stuipen, kinderziekte).
Umlaut, stoottoon en ontronding spelen bij deze klankwisselingen een rol, zou ik zeggen. Zelfs specialisten krabben zich nogal eens in het haar als zij dergelijke vormen moeten ontleden.
Wat de analyse niet zelden bemoeilijkt, is dat ook woorden met “ij” een stoottonige variant met “aaj” hebben in ons dialect. Sommige hebben altijd aaj (zoals vrij, blij: blaaj, ne vraaje mins), andere variëren naargelang zij sleep- of stoottonig zijn (da’s fijn, e fijn kènd <> ne faajne mins; de bès nie goêd wijs <> ‘n waajsvroo (=vroedvrouw); vijf frang <> ’t zin t’r vaajf).
Nog eentje en dan moeten we weer aan het werk:
’t Ès aajl geflèt at de mèèr nie zeeke wilt (lett. het is ijl gefloten als de merrie niet zeiken wil, ±wat baten kaars en bril … als het kalf verdronken is, haha)
UI-tstapje naar Limburg
Voor wie het interesseert: Ned. “ui” wordt in het Bilzers dialect
. ofwel “au” (haus, maus, laus (mv. en dim. krijgen aaj: haajs, maajske), baus, kaul, kraut, daum (mv. e, dim. aaj), raut, spraut, kaup, strauk, braud, bauk, krauk (mv. +e, dim. ei), sjaum, krauwaogel, klauster, vaul (=lui), braun, sjaule, laume, verstauk, aut, baute(s) …);
. ofwel “aaj” (sjiethaajf (=knikker), Laajk, sjaajve, kaajme … zie ook mv.dim. boven);
. ofwel “ei” (kreis (mv. +e®, dim. aaj), keike(n), leistere, de Preise … zie ook mv. boven);
. ofwel “ee” (fleet, speet, beege …);
. ofwel “oe” (proem, kroef (mv. +e, dim. i), snoeffe);
. ofwel “i” (sjinses =schuin, in =ajuin);
. ofwel “oê” (stroês, snoêt);
. ofwel “ie” (dievel, mesjiet =beschuit).
Andere gevallen schieten mij op dit moment niet te binnen.
Voor wie nog niet heeft afgehaakt, en nu we toch bezig zijn … de vervoeging van “thuis”!
. ich gon thaus (sommigen zeggen “tos” of “tas”), dich bès tezijnes (ook: toêres), hèè/hêt ès tezijnes (ook: thinnes), zij ès thérres,
. vèè zin thaus (ook wel “tos”; “tas” alleen bij beweging), gèè zit toêres, zij zin thinnes.
In Haspengouw klinkt dat “allewijl”.
In Haspengouw zegt men eerder “verkettelen”.
In Haspengouw zegt men “terwijle/terwaajle”:
ich lèès terwaajle e bikske
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.