Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
De enige niet-Vlaamse taalpartners die wij hebben zijn Nederlanders. Zuid Afrikanen en Surinamers kom je niet dagelijks tegen. Van die Nederlanders verstaat een groot gedeelte, de Brabanders, Limburgers en Zeeuwen, zonder enige moeite de vele “typisch Vlaamse” en dus “incorrecte” vormen van taalgebruik. Een Noord-Nederlander die in een gesprek geconfronteerd wordt met “Vlaamse” woorden kan natuurlijk altijd vragen aan zijn gesprekspartner wat hij bedoelt; hij zal dadelijk uitleg krijgen. Voor een geschreven tekst kan hij de VD raadplegen, want meestal staat het er wel in en ten einde raad kan hij online het VW erop naslaan.
Omslachtig? Misschien, maar het is nog omslachtiger om meer dan een eeuw aan een stuk miljoenen Vlamingen trachten te dwingen om anders te graan praten dan ze thuis geleerd hebben. Wat is nog omslachtiger? Een andere taal leren. Nochtans slagen heel wat mensen daarin. Heel wat Nederlanders gaan er prat op dat ze zo fantastisch goed Engels praten…en dan zouden ze niet in staat zijn om een ietwat afwijkende variant van hun taal te begrijpen?
De Zuidelijke Nederlanden hebben altijd wel onder de plak van een buitenlandse heerser gezeten. De eerste officiële taal van de Vlamingen(en Brabanders en Limburgers) was het Frans waardoor de volkstaal de status van “patois” kreeg en verdere ontwikkeling tot een cultuurtaal onmogelijk werd. Geen wonder dat er tussentalen ontstaan zijn, ook al door interne migratie. De tweede officiële taal was het Nederlands van boven de Moerdijk, dat al even negatief stond tegenover taalregionalisme als het Frans.
Uit deze houding ontstond dan het taalpurisme dat vooral in de jaren vijftig en zestig opgang maakte: “Voor wie haar soms geweld aandoet”. Weet ge ‘nog, bompa? Alstublieft zeg. Men mocht niet sigaarke zeggen, men moest cigarillo zeggen. Vraag aan die bezoekende Nederlander: “Wilt ge een sigaarke bij uw drupke?” Wedden dat hij het verstaat en misschien zelfs merci zegt!
Het grote probleem dat het bestaan van een echte Nederlandse eenheidstaal in de weg staat is niet de lexicale verscheidenheid: die paar woordjes leren wel van mekaar, dat is zelfs plezant. Ook een aantal kleinere grammaticale eigenaardigheden vormen geen breekpunt: of ik “mijn eigen” was of “mezelf was” of “me was” of zelfs “mich was”… dat verstaat iedereen toch wel. Het echte probleem is het verschil in uitspraak tussen al die regio’s. Daar wordt tegenwoordig te weinig aandacht aan geschonken, ook in Nederland. Met als resultaat dat je in Amsterdam in het Engels aangesproken wordt zodra de inboorlingen daar een spraakklank ontwaren die in hun eigen Amstejdams ongebruikelijk is. Taalchauvinisme is echt geen Frans voorrecht.
correctie
…door wat men tegenwoordig een “top-down” beslissingssysteem noemt…
dat levert iets op
het levert hem een inkomen op als taaladviseur, wil hij dat behouden dan moet hij zijn taak uitvoeren zoals zijn superieuren hem dat opleggen. Omlijnen wat standaardtaal is, is geen democratisch proces, het wordt gestuurd door wat men tegenwoordig een “top-down” beslissingssysteem is. Anders gezegd: uiteindelijk bepaalt een vorm van politieke macht wat standaardtaal is.
1001
laat duizend (en één) bloemen bloeien!
mand
Er was ook een soort informele maat van min of meer dertig kilo: een mand patatten. “Hoeveel weegt dat menneke? Bwa, zo’n mand patatten.” We zouden trouwens een onderscheid gemaakt hebben tussen “ne patattenzak” (dwz de zak zelf) of “ne zak patatten” dwz 50 kilo patatten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.