Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iets t’wehe zijn
Mij zeer goed bekend. Goh, zééér lange geleen dat ’k da noh ghurd è.
„’k Wa t’wehe van ui noh iet te zèn, mo’ bè verheetn wa da’t wà.”
Zou dat ‘blood’ kunnen zijn, met een d? Blöd in het Duits is stom; ‘blöd schauen’: met uw mond vol tanden staan.
Vandaar een ‘bloodaard’.
een sigare krijgen
In Oost-Vlaanderen krijgen ze gewoon een sigaar; ze smoren ze niet. Ik vraag mij trouwens af wat er zo slecht is aan een sigaar krijgen of smoren; ik ben zot van sigaren. Ne goeien Dominicaan, bij tijd en stond een Cubaantje, en d’Amerikaanders maken ook goeie sigaren. Sigaren zijn lekker — ik zie het verband niet met ‘berispt worden’.
gekuksel
Ik heb ook veel gekuksel gegeten, maar dan met de Oost-Vlaamse /œ/. Ohhe worme kuëkt, dan mokte hekuksel.
Al zeker in het zuidwestelijke hoekje van Oost-Vlaanderen komt het eveneens als ‘het hand’ voor. Ik heb op de lagere school geleerd om ‘de hand’ te zeggen, hetgeen mij onnatuurlijk overkwam, vermits allen in mijn omgeving steevast ‘het hand’ zegden. Het zou ook wel in het Gentse kunnen voorkomen.
Hetzelfde geldt voor ‘deken’. Ik zei als kind altijd ‘dat deken’, en toen ik leerde dat er ook zo’n kerkman bestond die men ‘deken’ noemde, ging ik ervan uit dat ‘de deken’ de priester was en ‘het deken’ de saars voor op mijn bed. Het heeft dan nog een paar jaar geduurd vooraleer ik ervoer dat ‘het deken’ omzeggens ‘niet bestond’ in het Nederlands.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.