Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
aflassen
Ik moet simonbr gelijk geven: de fout “aflassen” is niet typisch Vlaams (komt zelfs meer in Nederland voor). Maar ik was zo vrij om het lemma te behouden, maar omgespeld naar “aflasten” – ook een courante fout, en net iets couranter bij ons dan in het noorden.
doef
Ook in Limburg komt “doef” voor stomp (met de vuist) en “doeffe” (een stomp geven) voor. Lijkt me daar eerder een klanknabootsing te zijn …
bv. Met nen doef voêl de zêrk èn de kaul. (met een plof viel de zerk in de kuil)
Het lemma bestaat al! Sorry …
buzze geven
Ik wou het net zeggen: in Brabant zegt men toch ook “buzze geven” voor “zich meer inspannen, zich haasten, harder rijden of werken”?
mestellen steken
In mijn dialect (Zuid-Limburg) zijn sommige (kleinere) vissoorten vrouwelijk: ’n stiekelmêt (stekelbaars), ’n rits (riet-/blankvoorn), ’n mestêl (?), ’n bêrb (barbeel), ’n giëf (riviergrondel) – andere (grotere?) dan weer mannelijk: ne lèpper (zeelt), ne poëling (paling), ne snoek, ne kêrp (karper), ne braosem (brasem) … ne walvès is ook mannelijk, maar die hebben we op den Demer nog niet gezien …
Het zou me erg interesseren te weten waar de benaming “mestêl” (v. Fr. moustelle, Lat. mustela?) nog voorkomt. En vooral: welke vissoort daarmee werd bedoeld. Kinderen (zeg maar kwajongens) trokken vroeger gewapend met een vork naar de beek “om mestellen te steken”.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.