Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
rits
Mijn taalgevoel zegt me dat dit een vrouwelijk woord is, ook al zijn heel wat (grotere) vissoorten mannelijk: ne snoek, ne poëling, ne lèpper – maar: ’n bêrb, ’n stiekelmêt, ’n mestêl, ’n rits …
kwag
In ons (Zuid-Limburgs) dialect noemen wij dat “kwag joeng”:
ich wiët ne bloën zitte mèt kwag joeng! (een merel met nestjongen). Nestvliedende jongen noemen we “vlèch joeng”.
intervocalische d
Het is een bekend verschijnsel in onze dialecten dat een d die tussen klinkers staat, met name na een lange klank, wegvalt of vervangen wordt door de (semivocaal) j.
Denk maar aan Rooie Zita, en (in Brussel) Rackham de Ruuë. In ons dialect zijn maden “mojje” en een lade heet “loj”, wij “lojje” de klokken en betalen doen we “noj” (node).
In (zuidelijk) Limburg bezigde men “de roet, de rut” als collectivum voor de spoorlijn, de spoorwegbedding, dus als synoniem voor “den ijzere weg”.
Het ruthuiske is de technische cabine naast het spoor, of het schuilhokje voor de overwegbewaker (de persoon die de slagbomen of “barelen” moest bedienen).
Vlaams gelijk
Dit klopt volgens mij niet helemaal!
Van Dale (2005) geeft voor “gelijk” (bw. van tijd) ongemarkeerd de betekenis “dadelijk, meteen” (het begint gelijk weer), en ook “direct” (ik kom gelijk). Het gebruik in het Antwerpse sluit dus aan bij het algemeen Nederlands.
Wat wel “Vlaams” is, is het gebruik van “gelijk” (bw. van graad) in wendingen als:
. zij zijn gelijk arm (in dezelfde mate)
. gelijk wie (wie dan ook)
. gelijk welke (onverschillig welke)
. gelijk als (voegw.; bv. … gelijk als toen hij zijn communie deed)
. gelijk wanneer (wanneer dan ook)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.