Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
gebriëmel
In ons Haspengouws dialect wordt dat: “briëmel” (met ontronding) – een verbastering van Latijn “gremula”; het werkwoord hiervan afgeleid is: “briëmele”.
Voorb.:
- doë hink nog ‘n briëmel èn z’ne baod (er hangt nog een kruimel in je baard)
- zit zau nie te briëmele! (treuzel niet bij het eten, eet voort)
- briëmelevloj (kruimelvlaai; elders: knibbelkesvlaai) – niet te verwarren met de “broëmelevloj” (bosbessentaart)!
Niet zeker of “huvere” (met de knikkers spelen) algemeen is in Limburg – misschien vnl. aan de Maaskant? In Haspengouw zei men eerder “sjiete” (schieten), “met de haajve spiële” (althans waar ontrond wordt, d.i. met de huiven spelen), of meer specifiek “kaajlke sjiete” (kuilke schieten, d.i. naar een putje knikkeren).
Huiven: ook wel eufemistisch voor “teelballen”. (vgl. klits)
groemmeles
Bekend fenomeen, inderdaad: om een herhaalde handeling uit te drukken, krijgt het werkwoord vaak een uitgang op -(e)s:
> ’t ès haajn zaupes èn de kafei (vandaag gratis vat in het café)
> ès doë nog iet te èète? – alleen mêr knabbeles (is er nog wat te eten? – alleen wat droge korsten)
> zwijg mêr, aanes hébste groemmeles, (ook) opspiëles (zeg maar niets, anders zijt gij het geweest)
zie nog: kruidwiswijding
In Limburg hoorde ik ook “uitstappen in Schulen” – de laatste stop voor Hasselt voor wie van Antwerpen of Brussel (via Aarschot) kwam.
Met dank aan LeGrognard …
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.